Uitvoerige statistische bepalingen zijn nu verricht, om de betrekking te leeren kennen tusschen lengte en breedte der bladeren.

94

Hierbij werd het meetschema in toepassing gebracht, dat fig. 12 aangeeft. Op grond van de waargenomen feiten moet worden aangenomen het bestaan van overbrengbare verschillen tusschen clans van gemeenschappelijke en van verschillende afstamming. De verscheidenheid van den bladvorm is niet beperkt tot de betrekking tusschen breedte en lengte, doch strekt zich ook uit tot de configuratie van den bladrand. Individueel-typen met gaafrandige

Fig. 12 Meetschema. of nagenoeg gaafrandige bladen, kunnen wijzigingen zijn van getande bladen (fig. 13) of kunnen genotypisch bepaald zijn. De grenzen der veranderlijkheid zijn nagenoeg gelijk voor clans van verschillenden oorsprong. De kruising van breeden smalbladige, genotypisch bepaalde individueele typen, geeft volkomen tusschenvormen. Zelfbestuiving van extreme varianten ineen F2-hybride-generatie leidde niet tot een terugkeer tot het gemiddelde bladtype van de parentale phenotypen. De vorm! van het blad moet afhankelijk zijn van verschillende constitutioneele elementen. De vruchtkelk. De kelk ondergaat gedurende het zwellen van de vrucht aanzienlijke vormveranderingen, groeit met de vrucht mee en blijft als volwassen orgaan den vliezigen vruchtwand omsluiten. De gedaante wordt min of meer kruikvormig met een insnoering op de plaats, waar het verharde vruchtdekseltje de vruchtholten afsluit. Wanneer de zaden rijp worden, begint de kelk te verharden tot een resistent orgaan. Het is gebleken, dat inden volwassen toestand de kelk een even karakteristiek orgaan is als het blad, om individueel-typen te onderscheiden. De vorm van den vruchtkelk is in vele van de bestudeerde clans, behoudens kleine variaties, phaenotypisch constant gebleven.