Het moet worden beschouwd als een poging, om genetische beginselen toe te passen op het soortsbegrip, in casu van H. niger. Men zou kunnen spreken vaneen phaenotypische soortanalyse, indien daaronder verstaan wordt; het onderscheiden van phaenotypen voor afzonderlijke kenmerken (betrekking hebbende op het individu als geheel, of op afzonderlijke organen), om na te gaan: I°. in hoeverre phaenotypisch waarneembare verschillen ntodificeerbaar zijn, d.w.z. hoe ver de grenzen der individueels variatie zich uitstrekken (phaenotypische variabiliteit). 2°. (indien mogelijk) in hoeverre bepaalde kenmerken van bepaalde constitutie-elementen afhankelijk moeten worden gesteld (genotypische diversiteit). De uitgebreidheid van het programma en de vormenrijkdom van het materiaal brachten mede, dat het slechts een oriënteer rend onderzoek kon zijn. Moeilijkheden bij het kweeken van tweejarige vormen maakten, dat de experimenten tot de eenjarige vormen beperkt moesten blijven. Naast morphologische kenmerken is ook het alkaloïde-gehalte in dit onderzoek betrokken geweest, voornamelijk met het oog op een mogelijken samenhang tusschen alkaloïde-gehalte en phaenotypisch ie onderscheiden vormen. In kuituren (stamgroepen), verkregen uit zaad van verschillende herkomst, werden individueel-typen (stamp 1 anten) uitgekozen, waarvan overeenkomstige kenmerken dooi verschillende generaties in hun phaenotypisch gedrag werden bestudeerd. Om alle generaties van één enkele stamplant in één genealogisch begrip samen te vatten, is het woord clan gebezigd. Vergelijkend onderzoek van verschillende clans heeft nu aan het licht gebracht de aanwezigheid van belangrijke overerfelijke verschillen, voornamelijk met betrekking tot den vorm van het blad, de kleur en de teekening der bloemkroon en den vorm van den vruchtkelk. Een studie van de verschillende vormen van Hyoscyamus niger, na Linnaeus beschreven, óf als variëteiten óf als een daarvan af te scheiden soort, gaf geen aanleiding, ze als constante phaenotypen te beschouwen. Zoo moet H. pallidus worden opgevat als een anthocyaan-vrijen vorm van H- niger; H. agrestis als een depauparaten vorm. Constante vererving van specifieke verschilkenmerken voor H. auriculatus, H. pictus en syspirensis is gedurende de kweekproeven niet gebleken. Deze, en nog
82