noch de apothekers noch de drogisten voldoende op de hoogte zijn van de schadelijke nevenwerking der bedoelde specialité's; 3e. dat noch de apothekers noch de drogisten de vermoedelijke werking bij den onbekenden patiënt kunnen beoordeelen.
Het Pharmaceutisch Weekblad merkt naar aanleiding daarvan op. „Wat onder I°. en 2°. genoemd is, is maar halt waar. Ware de schrijver op de hoogte geweest van datgene, waaraan de apotheker, hierin door zijn vaktijdschriften gesteund, zijn aandacht geeft, dan zou hij bij zijn I°. en 2°. alleen de drogisten genoemd hebben. De apotheker is feitelijk de eenige, die, voor zoover zulks mogelijk is, kennis draagt van de samenstelling van specialités, en dit niet alleen door de door hem ook geregeld geraadpleegde Mededeelingen van het Rijks-Instituut voor Pharmacotherapeutisch onderzoek, maar ook door de regelmatig opgenomen berichten hierover in het Pharmaceutisch Weekblad. Wat de schadelijke nevenwerkingen betreft, hierover raadpleegt de apotheker dezelfde werken als de arts, b.v. de Jahresberichte van Merck, Seifert s Nebenwirkungen der Arzneimittel, het Pharmacotherapeutisch Vademecum, enz. Gelukkiger ware de schijver geweest, wanneer hij, met zeer geringe wijziging, de door hem genoemde argumenten naar voren gebracht had, ten einde te wijzen op het zeer ongewenschte veelvuldige gebruik van specialités, zoowel door het puliek als door geneeskundigen bij het uitoefenen van hun praktijk. De argumenten hadden dan kunnen luiden: I°. omdat noch de apothekers noch de drogisten noch de artsen van vele specialités de samenstelling kennen; 2°. omdat noch de apothekers noch de drogisten noch de artsen voldoende op de hoogte zijn van de schadelijke nevenwerkingen der bedoelde specialités; 3°. omdat noch de apothekers noch de drogisten de vermoedelijke werking bij den onbekenden patiënt kunnen beoordeelen, noch de geneeskundige de werking van het hem onbekende geneesmiddel.” Handig is-t-ie, maar mis ook. Generaliseeren is gevaarlijk. Daaraan hebben wij ons een beetje en het Ph. Wkb. heel erg schuldig gemaakt. Het vergelijkt onvergelijkbare grootheden. De zaak is deze: er zijn enkele medici, die specialités voorschrijven, waarvan zij de samenstelling niet kennen. Van purol af tot abdijsiroop toe. We zullen de laatste zijn, om dat en hen te verdedigen. Maar het zijn en blijven uitzonderingen. Het Ph. Wkbl. kan niet meenen, dat de gemiddelde medicus de samenstelling van het beperkt aantal specialités, dat hij voorschrijft, niet kent. Dat is een. De gemiddelde apotheker verkoopt lees laat verkoopen zeer vele specialités. Het gemiddeld aantal specialités, dat den gemiddelden apotheker jaarlijks tegenkomt, is tienmaal grooter dan het gemiddeld aantal, dat de gemiddelde medicus voorschrijft. En van de 100 stuks verpakte geneesmiddelen reikt de gemiddelde apotheker er geen 10 zelf over den toonbank. Minstens 90 worden er door den apothekers-assistent lees candidaat„ads.-apoth.-’, alias candidaat-drogist over den toonbank verkocht. Dat is twee. Van de mogelijke kennis van den gemiddelden apotheker van samenstelling en nevenwerking der specialités komt dus gemiddeld bitter weinig terecht. Goede uitzonderingen kunnen.
32