tegenstaat, is, dat hij een ambtenaar, die uitdrukkelijk is aangewezen, om wetten te handhaven, verdacht maakt. Is wellicht de inspectie, belast met de handhaving van de drankwet, in dienst van de vergunning- en verlofhouders? Als misschien straks gelicentieerde drogisten bepaalde rechten krijgen en aan bepaalde verplichtingen moeten voldoen, zijn dan de met de handhaving van de dan ingevoerde bepalingen belaste ambtenaren in dienst van deze drogisten? Vast staat dat als uitwas van den onbevoegden geneesmiddelverkoop de handel in kwakzalversmiddelen en in abortiefraiddelen sterk is toegenomen. Ten gevolge van de weinige volledigheid van lijst C, ontbreekt het wettige middel, om verkoopers van peterselieextract, sevenboomolie e.d. te vervolgen. 'Stonden deze stoffen wel op lijst C, dan zou de clausule: „onverschillig tot welk doel” gelegenheid geven aan de inspecteurs, om de verkoopers van dergelijke gevaarlijke middelen te vervolgen en dan zou de advocaat van den vervolgde precies de zelfde argumenten gebruiken als gebruikt zijn bij het proces tegen den verkooper van gisttaminetabletten en er de smeerolie, het schoensmeer, de photographie, enz. bij halen, om de „onschuld! van den vervolgde te bewijzen. Er is groots en aantoonbare schade aan de volksgezondheid en de volksveiligheid gedaan door het niet steeds even krachtig optreden van de rechterlijke macht en de inspectie van het staatstoezicht op de volksgezondheid, door niet met alle kracht en macht den verkoop van geneesmiddelen door onbevoegden tegen te gaan! De thans te constateeren verbetering verdient niets dan lof, ook van hen, die niet direct „belanghebbenden” zijn. V. D. W. Slimme apothekers en domme artsen of omgekeerd? In ons nummer van 11 December namen we een beschouwing over uit het Tijdschrift voor Sociale Hygiëne onder den titel „Slimme drogisten en domme juristen” en gaven er een commentaar op. Hierop reageert de schrijver van de Sociaal-Hygiënische Kroniek in het nummer van Januari van het Tijdschrift voor Sociale Hygiëne (blz. 20) met een beschouwing, waaraan hij den titel geeft, dien we hier als titel hebben overgenomen, zij het ook na lezing van het stuk, met een haast onoverkomelijke neiging, om het eerste en de twee laatste woorden weg te laten. We hebben onze neiging overwonnen: het is voldoende, om de beschouwing over te nemen. „Slimme apothekers en domme artsen of omgekeerd? Ineen vorige kroniek hebben we een nootje gekraakt over slimme drogisten en domme juristen. Daarbij hebben we op de staart van het specialitékwaad en van den ambtenaar van het O. M. te Hoorn een schepje zout gelegd. Maar waar het „specialitékwaad”, behalve door drogisten, ook door apothekers bedreven wordt, was er ook voor de laatsten wel een korreltje bij. Misschien is het beeld plastischer, als we vaneen „slijmerig slakje” spreken. In ieder geval: het Pharmaceutisch Weekblad was er als de kippen bij, om zout op dit slakje te leggen. Jammer, dat het slakje geen slakje, maar een schelpdier was en zich, door zich even terug te trekken in zijn schulp, daar niet veel van behoeft aan te trekken. Men oordeele: Wij schreven onder meer: le. dat noch de apothekers noch de drogisten de samenstelling van vele specialité’s kennen; 2e. dat

31