de Artsenijbereidkunde moet worden verstaan: het bereiden en tot geneeskundig doel aileveren vcin geneesmiddelen”. De verdediger had hier dus gelijk; en leest men dan nog eens na, wat de vader van de Wet gezegd heeft, n.l. Mr. T h o r b e c k e, dan is het overduidelijk, dat de verdediger de juiste bedoeling heeft weergegeven. 2.) Het woord „geneesmiddelen”, aangegeven tusschen aanhalingsteekens, is in staat, een verkeerden indruk te wekken. De rijwielhandelaar is wel degelijk strafbaar, wanneer hij minder dan 50 gram vaseline verkoopt; immers, hij verkoopt een artikel, op lijst C aangegeven, beneden de toegestane hoeveelheid, wat hij niet mag verkoopen, „onverschillig tot welk doel”.
Dat op ’t moment sommige inspecteurs van de volksgezondheid danig inde war zijn, omdat zij nu zelf voor de kantongerechten de wrange vruchten plukken van het verkrachten van de Wet van 1865 door de commissie van belanghebbenden, in art. 30 met een weidschen naam aangeduid als de commissie van deskundigen, dat is een andere zaak, doch vast staat, wat ook de kantonrechter te Maastricht een belachelijke zaak meende te zijn, dat lijst C noodig herzien moest worden. 'Mlag ik even opmerken, dat door den verdediger te Leiden niet gesproken is over schoensmeer? Een handigheidje van den verslaggever wellicht? Schoensmeer is ook een mengsel en niet een zelfstandigheid op zich zelf, en kan dus niet onder de geneesmiddelen vallen. Er is te Leiden gesproken over samengestelde geneesmiddelen, en die moeten als geneesmiddel verkocht worden. Zoutzuur, wat verkocht wordt, om een zeker kamer-meubel schoon te maken, is inde oogen der commissie van „belanghebbenden”, die den Minister zou adviseeren, een „geneesmiddel” en mag door drogisten niet verkocht worden, „onverschillig tot welk doel”. 3. Er is te Leiden niet gesproken, dat het de wensch van Prof. Sc hoor 1 was, om Drogisten en Apothekers op één lijn te stellen, ook heeft de verdediger dat niet beweerd. Een kleine vrijheid van den verslaggever? 4. Ook dat is niet door den verslaggever beweerd; hij vroeg in verband met het gezonden telegram aan den Minister, waarom enkel de artikelen vaneen paar Hollandsche firma’s werden genomen en niet de buitenlandsche. 5. Zou de geachte verslaggever niet den naam durven noemen vnn een Apotheker, die gedreigd is? Ook dit is weer een leugen, men kan geen Apotheker dreigen met een vervolging, wanneer hij een artikel niet wenscht te verkoopen. Wel kan dat, wanneer, zooals men zegt, dat gebeurd is, de Apotheker den cliënt iets anders in handen wenscht te stoppen. Zou de verslaggever ook kunnen zeggen, of hij dat bedoelt? 6. Deze bekentenis van den Inspecteur spreekt voor zichzelf. 7. De leugen tot het toppunt gevoerd. De strijd gaat niet ter wille van de volksgezondheid; het is een zuivere concurrentiestrijd. Indien het werkelijk te doen was, om de volksgezondheid te helpen, dan zou men een anderen weg bewandelen. Door den gemachtigde van verschillende bekeurden werd te Maastricht het volgende geizegd: Mijnheer de President. De Inspecteur van de Volksgezondheid
28