neerslag verkregen, dat in warm water oplosbaar is, echter in de koude zich opnieuw afscheidt. Kr u g7) wijst er op, dat appelzuur onder omstandigheden kan storen, doordat loodmalaat begint uitte kristalliseeren. Schindler8) bedeelt den wijn (met ammoniak alkalisch gemaakt) met spiritus en bariumchloride: het ontstane neerslag wjordt ontleed met zwavelzuur. Het heldere fikraat wordt met loodacetaat gekookt; na heet gefiltreerd te zijn, ziet men de vloeistof, bij aanwezigheid van citroenzuur, troebel worden. De conclusie van Fresenius en G rü n h u t, is, dat de reactie volgens Dénigès niet bruikbaar is, die volgens Mssl in g e r—K rug daarentegen wel en die volgens S chi nd 1e r alleen bruikbaar bij groote hoeveelheden. Deze uitspraak wordt vervolgens door Dénigès9) bestreden, die beweert, dat zijn reactie in gevoeligheid en betrouwbaarheid die der andere onderzoekers overtreft. Sporen citroenzuur komen in geheel natuurlijke wijnen steeds voor, waarschijnlijk als stofwisselingsproduct van de gebruikte gist. Het gelukte hem zelfs, zeer kleine hoeveelheden terug te vinden, ook wanneer het toegevoegde citroenzuur met normale wijnbestanddeelen of bcstanddeelen, uit kunstwijn afkomstig, vermengd is. De verschillende uitkomsten staan stellig in verband met het cngelijk gedrag der reactie dn. de verschillende organische media. Dénigès geeft verder nog een methode (met inachtneming van de opmerkingen van Bai er en Neuman n10)), om het kwikneerslag nader te identificeeren. Het neerslag wordt opgelost in 10 pCt. kcukenzoutoplossing, het fikraat geeft met een verdunde oplossing van ferrichloridc een frambozenroode verkleuring van acetondicarbonzuur-ijzcr. Bij het nagaan der reactie van Dé nigè s is mij gebleken, dat zeer kleine hoeveelheden zoutzuur of chloride het tot stand komen kunnen beïnvloeden, zelfs geheel kunnen verhinderen. Dit is juist een zeer onaangename omstandigheid, want welke vloeistof, aan de natuur ontleend, bevat niet, ondanks herhaalde of zeer volledige klaring, sporen keukenzout? Ik heb gemeend, het verschijnsel te kunnen verklaren, doordat het chloride met het permanganaat in zure oplossing chloor vormt en dit chloor het citroenzuur veel te snel oxydeert, zoodat de vorming van het acetondicarbonzuur niet of zeer snel plaats heeft en direct verdere destructie volgt.
1296