Cacao, liggen die cellen in groepjes bijeen en verslijmen de tusschenwanden ook, zoodat dan betrekkeijlk groote lysigene met slijm gevulde holten ontstaan. Bij deze orde vinden we slijmcellen in alle organen tot inde kleinste toe, doch dit is niet de regel, want bij de meeste planten van dit type vinden wede slijmcellen beperkt tot zeer bepaalde organen of weefsels. Nu eens zijn het uitsluitend de onderaardsche deelen, zooals bij Bulbus Scillae, dan weer juist de bovengrondsche organen, zooals de bast, bijv. Cortex Frangulae, de bladeren, o.a. Folia Bucco en Folia Sennae, waarbij het slijm dan bovendien nog slechts inde epidermis of de er vlak onder gelegen cellen voorkomt, of de zaden, waarbij het, zooals bij Semen Lini, Psyllii, Cydoniae, Sinapis, eveneens uitsluitend inde epidermis voorkomt, terwijl het bij andere, zooals Semen Foenigraeci, daarentegen juist in het inwendige, n.l. het endosperm, gevonden wordt. Deze voorbeelden illustreeren voldoende de veelvormigheid in het voorkomen dezer plantenstof en van zelf dringt zich daardoor de gedachte op, dat dit een uitvloeisel is van de verschillende rol, die het slijm in het levender plant speelt. Gaan vs dit nader in oogenschouw nemen, dan moet men ook hier, zooals s<eeds bij bijzonderheden inden bouw der planten, twee gevallen onderscheiden. Het slijm kan zijn een uiting van den specifieken bouw der plant; het komt dan voort uit het wezen zelf der plant en is een onderdeel van het innerlijk bouwplan. Daartegenover staan talrijke gevallen, waar het vormen van slijm geheel een gevolg is van den invloed van de buitenwereld op de plant, waar het dus optreedt onder oecologische factoren. In het eerste geval mag bij voorbaat verwacht worden, dat het optreedt niet bij een enkele soort, maar bij een grootere of kleinere groep planten, die blijkens haar geheelen bouw met elkaar verwant zijn, zoodat het slijm dan een verwantschapskenmerk is. In het andere geval daarentegen is te verwachten, dat het ineen familie of geslacht slechts bij enkele soorten zal optreden, afhankelijk van de uitwendige omstandigheden, waaronder zij leven. Hoe voor de hand dit onderscheid ook ligt, toch zijn er verscheiden gevallen, waar men in twijfel is, tot welke groep men het voorkomen van slijm moet brengen; bij andere daarentegen is het zeer duidelijk. Bij de geheele orde der Columniferae, bestaande uit de families der Malvaceae, Bombaceae, Tiliaceae en Sterculiaceae, en in deze families bij alle soorten, vindt men slijmcellen, hetzij in alle, hetzij in enkele organen.

1275