worden voortgebracht, hetzij inden celinhoud, hetzij als verdikkingslaag van den celwand, terwijl het celluloseslijin niet als zoodanig zou zijn afgezet, maar ontstaan zou zijn door omzetting vanuit cellulose bestaande verdikkingslagen van den celwand. Voor het maken vaneen afzonderlijke groep voor de gommen was geen reden, toen men inzag, dat noch het ontstaan ervan, noch hun chemische natuur essentieele verschillen vertoonde met die der slijmen. Een andere indeeling in celluloseslijm, pectineslijm, calloseslijm en gemengde slijmen vond nog minder instemming. Ze was gebaseerd op het verschillend gedrag tegenover enkele kleurstoffen, voornl. Methyleenblauw, Rutheniumrood, Naphthyleenblauw, hetgeen echter evenmin eenig inzicht inde chemische natuur dezer stoffen gaf, terwijl er bovendien tal van overgangen bleken te zijn. Al zulke indeelingen beloven weinig nut, omdat nader onderzoek wel heeft doen vaststaan, dat de plantenslijmen geen enkelvoudige stoffen, maar complexen zijn en de onderlinge verschillen veelal meer veroorzaakt worden door verschillende verhouding der samenstellende deelen, dan door qualitatieve verschillen. Het behoeft ons dan ook niet te verwonderen, dat de chemische indeeling Tsch ir c h in zijn handboek, waarbij hij als ideaal voor oogen heeft, de grondstoffen in te deelen op grond van de chemische natuur der werkzame bestanddeelen, hier inden steek laat, en dat hij de slijmhoudende grondstoffen in groepen verdeelt op andere, n.l. morphologische, organographische, anatomische en systematische, gronden. Bevredigen doet deze indeeling allerminst, omdat ze te kunstmatig is, op te veel gedachten hinkt en bovendien niet geheel in overeenstemming met de feiten is, daar T s c h i r c h alle slijm opvat als onderdeel van den celwand, wat zeker niet juist is. Instemming zal deze indeeling dan ook wel niet vinden, maar ze is een aanwijzing, hoe veelzijdig het voorkomen van slijm inde als geneesmiddel gebruikte grondstoffen is en dat is weer een aanwijzing, dat het slijm in het levender plant een bepaalde en niet steeds dezelfde rol speelt. Die veelzijdigheid komt nog nader uit, wanneer men het voorkomen nader beschouwt uit anatomisch en physiologisch oogpunt. Het voorkomen ervan in samenhang met vluchtige olie of hars zal daarbij geheel onbesproken gelaten worden, daar dat beter kan geschieden ineen volgend opstel over secreten en excreten. In den kring van beschouwingen zullen echter niet slechts die
1272