S. Voorbehoeding met andere dan bacterieele vaccins. In het bijzonder van diphtherie met mengsels van toxine, antitoxine en de daarmede verbonden theoretische vragen. TA van Be h ring, intraarterieel. TA Park & Zugher, subcutaan. TA Utrecht, subcutaan. Anatoxine Ramon, dat te sterke aspecifieke reactie geeft als gevolg van hoog gehalte aan eiwitten, afkomstig uit den voedingsbodem (bouillon) en van de bacterie-lichamen; dein het R. S. I. toegepaste middelen om geheel atoxische entstoffen te verkrijgen, dus als anatoxine zonder de aspecifieke bijwerking. Uitgaande van het neerslag TA of Anatoxine, —A bij de reactie van Ramon ontstaande, wordt door aanzuren en door neutraliseeren hiervan een verbinding verkregen, bestaande uit anatoxine met antitoxine, met overmaat van het eerste „Ananti”, dat althans in dierproeven goede resultaten gaf. De toepassing bij den mensch zal geschieden. Ten slotte volgden demonstraties op het gebied van anaerobe-cultuur en van bacterie-filters (kaarsen en EK-filters). J. J. HOPMAN. PHARMACOGNOSTISCHE OPSTELLEN 11. PLANTENSLIJM. door L. E. GOESTER. Slaat men een leerboek over plantenphysiologie op, bijv. Haberlandt’s Physiologisclie Pflanzenanatomie, dan vindt men daar bij het hoofdstuk, handelend over het protoplasma, opgegeven, dat dit uiteen meer of minder 'taaivloeibare, dus slijmige, grondmassa, hyaloplasma genaamd, bestaat, waarin talrijke kleine korreltjes en druppeltjes verdeeld zijn. Of deze min of meer taaivloeibare consistentie veroorzaakt wordt door een bepaalde stof, die een sterk visceuze oplossing geeft, door slijm dus, of dat ze te danken is aan den colloïdalen toestand, waarin het geheel der opgeloste bestanddeelen, in het bijzonder de proteïden, verkeert, wordt verder niet vermeld. Aannemende, dat het eerste het geval is, zou plantenslijm wel eender meest algemeene bestanddeelen van de levende plantencel zijn, maar ook inden meer beperkten zin, waarin wij inde pharmacognosie van plantenslijm spreken, is bet een inde plantenwereld zeer verspreide stof. Wij verstaan er dan onder de zeer sterk in water opzwellende of in water tot een sterk visceuze vloeistof oplossende stof, die in bepaalde cellen gevonden wordt, deze cellen voor een grooter of kleiner gedeelte vult en inden regel de bijzondere physiologisclie functie dezer cellen beheerscht. Alzoo opgevat, vinden wij het, om bij de geneeskruiden te blij-
1270