4. concessies, die na afloop vervallen en waarbij de regeering alleen .het recht heeft, om den opvolger aan te wijzen. Deze laatste vorm van concessie is bij de apothekers het minst in trek, om de zeer begrijpelijke reden, dat een ieder het bedrijf, dat hij zelf heeft opgebouwd, bij voorkeur overdraagt aan een familielid of aan iemand, die hem sympathiek is. De voorstellen, welke na ambtelijke besprekingen met de regeeringsiichamen waren ingediend door het Hoofdbestuur, werden weliswaar aan kritiek onderworpen, maar ten slotte toch met een zeer groote meerderheid aangenomen. Ook de artsenijtaxe, zooals ze officieel is vastgesteld, kan, evenmin als elders die niet officieele taxe, ieders volle instemming verwerven. Ook dit systeem heeft zijn schaduwzijde en voorbeelden werden aangehaald, waar als vergoeding voor een arbeid vaneen half uur niet meer dan 40/60 Pf. betaald wordt. Het zijn hier ook de vertegenwoordigers der ziekenfondsen, welke bij de vaststelling dezer taxen hunne belangen doen gelden en die dikwijls uit het oog verliezen, wat den apotheker toekomt, terwijl zij zelf voor den arbeid hunner leden een minimum loon opeischen. Het vraagstuk der specialités was eveneens aan de orde en er werd op gewezen, dat, hoewel tegen zorgvuldig samengestelde specialités van goede fabrieken in het algemeen niets is in te brengen, toch daardoor de geneesmiddelbehandeling geschematiseerd wordt en de individueele behandeling der zieken daaronder lijdt. Erger is het echter met de tallooze aan de markt gebrachte preparaten, wier verbruik in hoofdzaak door reclame wordt bevorderd. Ook in Duitschland schijnen er thans plannen te bestaan bij den Deutschen Apothekerverein, om door collectieve controle op deze specialité’s toezicht te houden en maatregelen te nemen, om minderwaardige producten te weren, zoodat de apotheker de verantwoordelijkheid als verkooper kan aanvaarden. Ook het adsistentenvraagstuk kwam aan de orde naar aanleiding van voorstellen, welke gedaan werden, om een examen voor 2de klasse apothekers in te stellen, welke als personeel zouden kunnen dienst doen. Tot heden zijn in Duitschland als bevoegde adsistenten alleen werkzaam apothekers en wordt de overige hulp verleend door vertrouwde personen, die geen bevoegdheid bezitten. Van de zijde van de land-apothekers werd de wenschelijkheid betoogd, om een personeel 2de klasse te scheppen, dat den apotheker bij afwezigheid zou kunnen vervangen en een Staatsbevoegdheid zou bezitten. Van alle zijden werd hiertegen echter ernstig gewaarschuwd en Nederland als voorbeeld aangehaald. De voorsteller Unr u h, die den Apothekerverein door zijne voorstellen ten zeerste „beunruhigf’ had, beleefde niet veel succes daarvan. Met een overgroote meerderheid was men van oordeel, dat het in het belang der Duitsche apotheek was, om den toestand te behouden, waarbij de apotheker, op grondslag van gelijke bevoegdheid, met zijn personeel inde apotheek werkt en dat een personeel met minder opleiding en officieele bevoegdheid, evenals apothekers 2de klasse, een nadeel voor de pharmacie is.
1211