kool tegen alle kwalen, in het bijzonder tegen vierdedaagsche koorts en vallende ziekte. Inde 14de eeuw begon men echter aan de werkzaamheid van den Bijvoetwortel te twijfelen en tegenwoordig is hij zelfs uit de volksgeneeskunst verdwenen.
len slotte nog een 4-tal planten, die vermaard waren als middel tegen zware besmettelijke, vaak epidemisch optredende ziekten, n.l. pest en cholera. Drie ervan zijn sterk riekende plan. ten, die veelal 2 aan 2 gebruikt werden, n.l. eenerzijds de Tormentil, Potemilla Tormentilla en de Pimpernel, Pimpinella Saxifraga, meer algemeen Steenbreek genaamd, anderzijds de Valeriaan en de Wilde Marjolein, Origanum vulgare. Beide eerste werden gebruikt bij cholera, dysenterie en dergelijke ziekten, de laatste bij pest, doch ook als middel, om booze geesten, heksen en duivels te verdrijven. Bij beide zien we hetzelfde,' n.l. dat ze in tijden van epidemieën de ziekte deden verdwijnen, nadat op wonderbaarlijke, mysterieuze wijze de aandacht op hen gevestigd was. Tal van legenden bestaan hierover, wa: van ik er enkele wil mededeelen. Ineen dei Noord-Duitsche steden woedde de cholera hevig, de dokters stonden machteloos, tot plotseling op een middag een stern, waarvan men de herkomst niet kon bespeuren, door de straten klonk: „Neem Pimpernel, neem Pimpernel, opdat gij niet sterft zoo snel.” Men volgde den raad en de ziekte week. Ineen andere stad heerschte eveneens cholera en het gebeurde, dat enkele mannen uit die stad door het stadsbosch gingen en, over de ziekte klagende, plotseling een groot geruisch in de toppen der boornen hoorden en een stem riep: „Neem Pimpernel en Tormentil, dan zal de dood wel gauw staan stil”. (tok ten opzichte van de beide andere genoemde planten leven zulke legenden voort in oude versjes als deze: Drinkt Valeriaan, anders moet ge er allen aan” of „Kook, kook Valeriaan, dan zal het wel weer beter gaan.” Een oud gebruik, dat met het gebruik van V. als pestwerend middel in verband stond en in sommige streken gevonden werd, was, pas geboren kinderen in het eerste bad Valeriaan te doen, om ziekten, vooral pest, verre te houden. De hooge achting, die men voor de geneeskrachtige werking had, blijkt ook uiteen oud Duit&ch versje, dat gezongen werd bij het uitgraven der wortels en vrij vertaald luidt; „Valeriaan, V. ge moet opstaan, ge moet hier weggaan, ge moet helpen alle menschenkinderen en ons aller runderen.” Aan deze enkele voorbeelden zou ik nog vele andere kunnen
1203