hun meerderjarigheid, behouden het recht, om de apotheek te verpachten. Apotheken voor sociale instellingen mogen geneesmiddelen slechts afleveren aan de personen, voor wie deze instellingen zijn geschapen en mogen daarvoor geen betaling vorderen. ledere handel in geneesmiddelen is aan zulke instellingen verboden. Huisapotheken voor artsen en veeartsen mogen slechts worden opgericht in plaatsen, waar geen apothekers zijn en wanneer ze bovendien op minstens 10 K.M. afstand gevestigd zijn van de apotheek eener nabijliggende plaats. Alle apotheken, welke lij invoering dezev wet eigendom waren van niet-apothekers, moeten ui terlijk 1 Jan. 1927 verkocht worden aan personen, die apotheker zijn en na een 2-jarige stage het recht hebben, om als leider eener apotheek op te treden; wanneer dit niet op 1 Jan. is geschied, dan wordt de apotheek onteigend en volgens de bepalingen der wet de concessie bij inschrijving opengesteld. De controle op de apotheken geschiedt door de pharmaceutische inspecteurs der volksgezondheid, door leden van de chemisch-pharmaceutische commissie, door den centralen ge|zondheids,raad en door hen, die bij afzonderlijke benoeming door den Minister daarvoor worden aangewezen. H. Berichten, Wet cp de uitoefening der Artsenijbereidkunst. De minister van arbeid, handel en nijverheid heeft bij brief aan den voorzitter der Kamer medegedeeld, dat hij wenscht in te trekken het ontwerp Aanvulling van de wet van 1 Juni 1865 Stbl. 61, regelende de uitoefening van de artsenijbereidkunst, zooals die wet is gewijzigd bij latere wetten. Pensioenfonds voor het Pharmaceutisch Hulppersoneel. Algemeene Vergadering op Vrijdag 1 October 1926. De vergadering was slecht bezocht. Slechts vier nieuwe leden werden dit jaar ingeschreven; deze leden waren ook weder werkzaam bij leden van den Raad van Beheer. Uit ’t jaarverslag bleek, dat in ’t algemeen de stortingen vermeerderd waren. Door de leden werd bijeengebracht een bedrag van ƒ 8451,27. Onder de leden, die daarvoor in aanmerking kwamen, werd een bedrag van ƒ 481,70 uit de dotatiekas verdeeld. Aftredend lid van den Raad van Beheer was 'Mejuffrouw S w e er s, aftredend lid van den Raad van Toezicht was de Heer Herens. Beide leden werden opnieuw benoemd. Opgemerkt werd, dat het volgend najaar de Vereeniging 25 jaar zal bestaan; besloten werd, dan den 29en October, den oprichtingsdag, te vergaderen en deze bijeenkomst op eenigszins feestelijke wijze te houden. Ook ditmaal werd weer betreurd, dat zoo weinig adsistenten met
1191