maatoplossing, waarvan 1 cm3, overeenstemt met 0,2 mg. arsenicum. Op grond van zijn onderzoek komt Hansen tot de conclusie, dat beide methoden voldoende resultaten geven, dat de laatste het nauwkeurigst is. w H. De picraten der opiumalkaloïden. Bij een wetenschappelijk onderzoek van opiumalkaloïden was het C. W. Maplethorpe en N, Evers (Brit. Pharm. Conference, 1925) opgevallen, dat de gegevens omtrent de picraten, die inde literatuur te vinden zijn, zoo verward en tegenstrijdig zijn. Zij hebben daarom die picraten nogmaals zelf bereid en een aantal eigenschappen ervan nagegaan. Zij overtuigden zich vooral, door quantitatieve bepalingen, van de juiste samenstelling. Zij geven in hunne mededeeling cijfers voor de smeltpunten en de oplosbaarheid in water, absoluten alkohol en aceton, alles bij 20°. Opmerkelijk is de geringe oplosbaarheid in alkohol en de veel grootere, soms zelfs zeer groote, oplosbaarheid in aceton. In het artikel zijn ook de teekeningen naar microscopische preparaten der verschillende picraten opgenomen. V. I. Acidum acetylosalicylicum, het universeele geneesmiddel. H. V. SnidowenH. A.Langenhan (Journ. Amer. Pharm. Assoc. 1925, 694) publiceeren een studie over acetylsalicylzuur. Het eerste artikel geeft een historisch overzicht, het tweede artikel handelt over onvereenigbaarheid. Behalve enkele proeven, door henzelve met bepaalde combinaties genomen, bevat hunne uiteenzetting weinig nieuws. Merkwaardig is echter een statistiek van de frequentie van acetylsalicylzuur inde Amerikaansche receptuur. Zij verzamelden 2000 recepten, afkomstig uit 80 „drug stores” te Seattle, een stad van + 300.000 inwoners. Op 140 van deze recepten was acetylsalicylzuur voorgeschreven, d.i. dus 7 pCt; 55 pCt. verlangden acetylsalicylzuur, 35 pCt. aspirine en 10 pCt. „empirine.” Van de veel gevraagde combinaties waren 58 met Citras Coffeini, 53 met Phenacetinum, 45 met Sulfas Codeini, 16 met Salolum, 12 met Camphora monobromata, 11 met Bicarbonas natricus en 10 met Sulfas Chinini. V. I. Een verbeterd voorschrift voor phosphorpillen. Inde Brit. Pharmacopee en inde U. S. Pharm. IX zijn voorschriften voor phosphorpillen opgenomen (de eerste met cacaoboter, kaoline, lanoline, uitgedroogd natriumsulfaat en zwavelkoolstof, de laatste met althaeawortel, Arabische gom, chloroform en glycerine), welke volgens F. J. Dy er en R. Mie 1 vil le (Brit. Pharmac. Conference, 1925) geen van beide goede preparaten geven. Na lang zoeken en probeeren komt hij tot het volgende voorschrift, dat pillen geeft, welke gemakkelijk te verwerken zijn, die zich goed laten bewaren (niet rooken) en die bij lichaamstemperatuur in één uur uiteenvallen. Het recept luidt: phosphorvet (d.i. schapenvet met 10 pCt. phosphorus) 10 g., zoethoutwortel 56 g., glucose 34 g., zwavelkoolstof 20 cm3. V. I. Een emulgeermiddel voor vluchtige oliën. Ch. L. Law all (Journ. Amer. Pharm. Assoc. 1925, 703) beveelt een mengsel van 20 pCt. Albumen Ovi en 80 pCt. Tartras kalicus acidus aan ter emulgeering van vluchtige oliën. Hij geeft als voorbeeld, om 100 g. sassafras-, gaultheria- of kruidnagelolie te mengen met 1 g. van
1146