reglementeeren en zich niet steeds afgevraagd heelt, of dit voor de praktijk noodig of nuttig was. Dit komt m.i. reeds dadelijk uit inde Algemeene Regelen, waar o.a. aangegeven wordt, dat, waar het niet mogelijk is, de simplicia in absolute zuiverheid uit den handel te betrekken en dus een zeker gehalte aan onschadelijke vreemde materie toegelaten moet worden, bij elk simplex opgegeven zal worden, hoeveel van zulke vreemde stof, hetzij deelen van dezelfde plant, hetzij vaneen andere plant, aanwezig mogen zijn. Ik vrees echter, dat tal van die voorschriften een doode letter zullen blijken en geloof bijv. niet, dat de Amerikaansche apotheker bij het betrekken van Folia Belladonnae zal gaan uitmeten, of er meer dan 3 pCt. stengeldeelen in zijn. die meer dan 10 mm. dikte hebben en evenmin, dat hij zal gaan bepalen, of bij Fructus Colocynthidis meer dan 2 pCt. van het epicarp bij het schillen is blijven zitten. Het wil mij voorkomen, dat de zuiverheid der grondstoffen door zulke bepalingen volstrekt niet beter gewaarborgd wordt dan dooreen in algemeene bewoordingen gesteld voorschrift, dat grondstoffen geen of slechts geringe hoeveelheid vreemde onschadelijke bijmengsclcn mogen vertoonen, waarbij dan verder aan het gezond versland van den apotheker de beoordeeling van de zuiverheid wordt overgelaten. Met het oog op de zuiverheid wordt nog een tweede eisch bij elk artikel gesteld, n.l. de maximum toegelaten hoeveelheid in zuur onoplosbare asch. Indien dit niet bij een artikel is npgegeven, mag dit gehalte niet meer dan 2 pCt. zijn. Bij de afzonderlijke artikelen ziet men dan ook als regel een cijfer hiervoor aangegeven, doch een cijfer voor het totaal aschgehalte ontbreekt. Of deze wijze van doen aanbevelenswaardig is, mag betwijfeld worden. Inde eerste plaats krijgt men daardoor cijfers, die volstrekt onvergelijkbaar zijn met die van andere Pharmacopeeën. hetgeen aan de internationale samenwerking niet ten goede komt, maar bovenal is het een bezwaar, dat er verschillende grondstoffen zijn, waarvoor de bepaling van het gehalte aan in zuur onoplosbare asch geen waarborg voor zuiverheid geeft. Ik denk b.v. aan grondstoffen, waarbij kalken wordt toegepast, zooals Radix Althaeae, Semen Myristicae en geschilde Gember, waar resp. 2, 0,5 en 2 pCt. van zulke asch wordt toegelaten. De aanwezigheid van kalk onttrekt zich daarbij echter geheel aan de bepaling. Blijvende bij de Algemeene Voorschriften, vinden we daar een wel aanbevelenswaard voorschrift, om het aangetast worden

1134