ingewonnen van de adviseurs. De antwoorden waren echter zeer verschillend. Het was daarom gewenscht de zaak ook aan deze vergadering voor te leggen. Het Hoofdbestuur weet nu beter dan te voren, hoe de Maatschappij er over denkt en waarmede het rekening moet houden bij het geven van zijn antwoord.

Hiermede is deze zaak dan afgehandeld. De Voorzitter brengt enkele woorden van dank aan het departement ’s-Gravenhage voor de vriendelijke en aangename ontvangst en ook aan de heeren v.d. Wal en v.d. Bij 11 aar d t, die het stembureau hebben gevormd. De heer Bartels: Mijnheer de Voorzitter. Ik meen, dat ik namens de geheele vergadering spreek, wanneer ik U dank zeg voor de keurige wijze, waarop U opnieuw deze vergadering hebt geleid en hoop, dat U dit nog een lange reeks van -jaren zult kunnen doen. De heer Zindler: Mijnheer de Voorzitter. Wanneer het mij als niet afgevaardigde vergund is hier het woord te mogen voeren, dan zou ik de aandacht willen vestigen op het verschenen boekje van Mr. Dr. Bromberg, getiteld „Het recht en de apotheker”. In dit boekje komt op pagina 23 een passus voor, behelzende de mededeeling, dat volgens de geneeskundige; en phanmceutische wetten een arts, welke niet bevoegd is tot het afleveren van geneesmiddelen, slechts ineen enkel omschreven geval, een geneesmiddel aan een patiënt mag afleveren. Zeer hiermede in strijd is hetgeen vooral inde laatste jaren herhaaldelijk gebeurt en hoe langer hoe meer toeneemt, n.l. dat de geneesheeren geneesmiddelen uit den groothandel betrekken en deze den patiënt zelf toedienen. Ik wijs slechts op injectie-vloeistoffen, sera, vaccins, e.d. Ik zou gaarne van U willen vernemen, of hiertegen geen stelling kan worden genomen. De heer Gerhardt: Die zaak is in Rotterdam ook reeds meermalen besproken. Ik heb mij hieromtrent gewend tot den Inspecteur Ba er t met de vraag, om precies te weten, in hoeverre de medici het recht hebben ampullen, e.d. te leveren. Het is moeilijk na te gaan, of dit in strijd is met de wet. De heer Boert: Ik herinner mij, dat ik hierover met den heer Gerhardt gesproken heb. Het onderscheid ligt tusschen het begrip leveren en aanwenden van geneesmiddelen. De medicus heeft het recht geneesmiddelen aan te wenden. Er bestaat thans een goede gelegenheid dieper op deze zaak in te gaan in het contact, dat gezocht wordt met de Maatschappij van Geneeskunst. De Voorzitter: Het gaat hier dus om de vraag, of het een kwestie van afleveren of toepassen is. Tot het toepassen van geneesmiddelen heeft de medicus altijd het volste recht, en dit is veelal het geval indien de medicus in spoedeischende gevallen eene kamfer- of morphineinjectie of pituitrine aanwendt. Onzerzijds zullen wij hierin trachten te doen, wat mogelijk is. De heer Berents: Mijnheer de Voorzitter. Wanneer ik aan het eind van deze vergadering het woord vraag is dit, om U als afgevaardigde van de A. N. P. S. V. dank te zeggen voor de ons gegeven gelegenheid tot het bijwonen van deze leerzame vergadering. Wanneer

1077