theek, toch altijd meer vastgelegde gelden hebben dan liquide middelen.
Amsterdam (de heer Jonkman): Kan er niet bepaald worden, dat het geld voor penetratie niet gebruikt mag worden, voordat de balansen, welke gisteren aangehouden zijn, herzien zijn? Dan zal blijken, of er geld is om uitte geven voor nieuwe ondernemingen. Dte Voorzitter: De penningmeester zal met de gemaakte opmerkingen rekening houden. Mag ik aannemen dat de voorstellen, in verband met de financiën, zijn aangenomen? Aldus wordt besloten. XXIII. Bepaling van de plaats waar de 76ste Algemeene Vergadering zal gehouden worden. Zeeland (de heer Casille): Mijnheer de Voorzitter. Als ik aan de prettige ontvangst hier inden Haag en de voorafgaande algemeene vergaderingen denk, doe ik met eenigen schroom de uitnoodiging aan de vergadering, om het volgend jaar in Zeeland bij elkaar te komen. Wij zullen echter ons best doen de Algemeene Vergadering zoo goed mogelijk te ontvangen. De Voorzitter: Ik heb tweemaal reeds een Algemeene Vergadering in Zeeland gemaakt, waarvan ik de meest aangename herinneringen heb. Ik breng Uw verzoek dan ook volgaarne aan de vergadering over. (Applaus). Dé Voorzitter: Uit het applaus blijkt voldoende, dat uw uitnoodiging algemeene instemming heeft. U wilt dus wel het bericht aan Uw Departement overbrengen, dat wij met zeer veel genoegen Uw uitnoodiging aanvaarden. XXIV. Rondvraag. De Voorzitter: Ik wensch nog een vraag inde vergadering ter sprake te brengen. Men zal gehoord hebben, dat zich een commissie gevormd heeft, om controle uitte oefenen op het adverteeren van verpakte geneesmiddelen. Deze commissie heeft zich gewend tot het Hoofdbestuur, met het verzoek, of wij een vertegenwoordiger in die commissie willen aanwijzen. In die commissie hebben zitting de heeren Prof. V er a ar t en Mr. va n W a 1 se m, als zoodanig aangewezen door het comité van importeurs en fabrikanten. Er zit ook een geneesheer in, maar deze is niet officieel aangewezen door de Maatschappij van Geneeskunst, terwijl tevens de dagbladpers is vertegenwoordigd. Wij hebben gemeend, alvorens een besluit te nemen, eerst de meening te moeten vragen van de adviseurs. Deze meeningen loopen echter zeer uiteen, waarom wij ook eerst de inzichten van deze vergadering willen hooren. Wij hebben de verzekering van beide Heeren gekregen, dat de Maatschappij geen enkele verantwoordelijkheid krijgt voor de besluiten of daden dier commissie, door het aanwijzen vaneen lid in die commissie. Het zal ons aangenaam zijn, indien de verschillende departementen hierover hunne meenning willen geven. Rotterdam (de heer Gerhardt): Deze kwestie is in Rotterdam behandeld. Ik geloof wel, dat het van belang is, dat een pharmaceut zitting neemt in die Commissie, absoluut afgezonderd van de Maat-
1074