parlement Rotterdam zal ik die toelichting niet geven en zal volstaan met hetgeen inde agenda staat. . Gelderland (de heer Ennema): Mijnheer de Voorzitter. Gelderland wil deze voorstellen volgaarne ondersteunen. Het is ons opgevallen, dat in het prae-advies van het Hoofdbestuur meerde aandacht er op gevestigd wordt om de distributie in handen te brengen van apothekers dan wel op het andere deel. ....
Het is eigenaardig, dat bij de opleiding van de medici spoedig de gelegenheid wordt gegeven zich te bekwamen ineen bepaald onderdeel. In Gelderland is wel eens het idee naar voren gekomen, of de pharmaceuten zich ook niet op een speciaal deel van hun vak kunnen toeleggen. Zouden zij zich niet kunnen specialiseeren in hygiëne, bacteriologie of een dergelijk onderdeel. Niet dat ik gesteld ben op den naam van specialist, maar wij zien ons gebied verminderen, doordat anderen stukken wegnemen. Ik wijs daarom ook op dit deel, de bereiding der sera, enz., dat in het prae-advies van het Hoofdbestuur niet genoeg naar voren komt. De Voorzitter: Ik wil U opmerkzaam maken op de laatste alinea van ons prae-advies, en wensch daar nog aan toe te voegen, dat ik tot mijn groot genoegen gezien heb, dat de Commissie voor de Vacantiecursussen zich gewend heeft tot Prof. Aldershoff, die in begin September een vacantiecursus zal houden over de bereiding van sera en vaccins. Het Hoofdbestuur is het er volkomen mede eens, dat ook voor den apotheker de gelegenheid moet worden opengesteld, om zich zooveel mogelijk te specialiseeren. Ons gebied leent zich daar ook steeds meer en meer toe, wat ik o.a. ook heb naar voren gebracht ineen voordracht, door mij gehouden voor de N. P. S. V. De bereiding van Orgaan-praeparaten, sera en vaccins ligt ook zeer zeker op het gebied van den apotheker, die zich wil specialiseeren. De heer Gerhardt: Een groot deel van onze werkkracht wordt verspild aan werk, dat ook verricht kan worden door niet-pharmaceuten. Daarnaast laten wij ons op ons gebied verdringen door medici en veea ftscn ’s Gravenhage (de heer Wester): Mijnheer de Voorzitter. Wij hebben in ’s Gravenhage met zeer veel belangstelling en genoegen kennis genomen van het voorstel Rotterdam en willen dit gaarne steunen, met één beperking. Waar toch al zooveel van den apotheker gedurende zijn studiejaren verlangd wordt, achten wij het beter, het niet volledig in dezen vorm neer te schrijven. Wij zouden daarom voorstellen uit het tweede voorstel te schrappen de woorden: „en de theoretische- zooals als practische kennis dezer verschillende geneesmiddelen, zoo noodig bij het apothekersexamen worden vereischt.” Wij kunnen ons niet voorstellen, hoe men een practische kennis kan eischen in dit vak op het apothekersexamen. Dit zou te veel studie vereischen en ook ervaring naast hetgeen al te doen is. Wij meenen te kunnen volstaan met het eerste deel van het tweede voorstel. Ik weet niet, of het een gevolg is van dit voorstel, maar o.a. heeft Prof. G o e st er plan om bij zijn onderwijs in het komende jaar rekening te houden met den wensch van Rotterdam.
1072