weg 30 grant paraglobuline bereid worden; de ascitesvloeistof is wat armer aan eiwit dan het serum, de droogrest is slechts

6,6 pCt. en het totaal eiwitgehalte ongeveer 5,2 pCt. Wanneer men de bekend geworden gegevens doorleest, vraagt men zich af, of, gezien de verhouding waarin de immuniseerende stof in het gegeven geval zich over de beide globulinefracties verdeelt, het niet rationeeler zou zijnde paraglobulinefractie, met het4/., deel der immuunstoffen beladen, uit het paardenserum te isoleeren, en deze te behandelen met menschelijke euglobuline. Na overdragen der antitoxine daarop, zou deze nu actieve euglobuline gemakkelijk weer af te scheiden zijn langs electro-osmotischen weg, en na uitwasschen en oplossen in physiologische zoutoplossing een bruikbaar serum leveren, dat, naar het zich laat aanzien, sterker werkzaam zcu ‘zijn dan het hiervoor beschrevene. Op te merken valt, dat voor deze handelwijze geen uitsluitende rechten werden verlangd door de aanvraagster. Het is derhalve mogelijk, dat deze modificatie experimenteel onuitvoerbaar is gebleken, hoewel uit de beschrijving bezwaren daartegen niet vallen af te leiden. Misschien ook had men de proefnemingen nog niet in deze richting uitgestrekt, en zich te zeer beperkt. In ieder geval beteekent dat, wat thans reeds bekend geworden is, een belangrijke schrede verder op den weg der serologie. Referaten. Bepaling van het sublimaatgehalte in sublimaatpastilles. Indien men bij eene sublimaatoplossing, waaraan salpeterzuur en amylum is toegevoegd, joodkalioplossing voegt, dan zal inden beginne het kwikjodide oplossen. Daarna ontstaat een geelrood neerslag en vervolgens ziet men bij het indruppelen blauwe ringen ontstaan, die weder verdwijnen bij omschudden. Door het salpeterzuur komt er jodium vrij, dat weder onmiddellijk gebonden is. Eindelijk ontstaat eene eigenaardige bruine kleur, het oogenblik aangevende, waarop de reactie HgCk + 2KI = Hgl2 + 2KCI

951