nomen, ook Uwe Maatschappij zich thuis zal gevoelen en dat dit ten goede zal komen aan het welslagen van Uwe hier te houden Algemeene Vergadering. Moge de herinnering aan deze dagen U een aanleiding zijn, een andermaal wederom onze gemeente als punt van samenkomst te verkiezen.” Onze Voorzitter, Dr. Hofman, beantwoordt deze zeer toegejuichte rede van den Burgemeester en zegt, dat hij als oud-Hagenaar al lang kent het fraaie opschrift van 1565 op hei stadhuis, luidende Vigilate Deo Confidentes. Ne Jupiter quidem omnibus, waarvan door hem en zijn kornuiten in zijn vóór-Latijnschen tijd! een vrije vertapng werd gemaakt, ongeveer luidende; Wanneer hij de vigilante niet vertrouwt, Neemt Jupiter den omnibus. In later tijd heeft hij het devies beter begrepen en er een troost in gevonden, dat zelfs Jupiter het niet iedereen naar den zin kon maken. Burgemeester en Wethouders van ’s-Gravenhage hebbeechter steeds dit devies voor oogen gehad en den Haag heeft steeds blijk gegeven vaneen streven, om het ieder aangenaam te maken. Wij pharmaceuten herinneren ons dan inde eerste plaats het internationale congres van 1913. De wijze, waarop we toen door het Gemeentebestuur, aan welks hoofd toen de latere minister van Karnebeek stond, werden ontvangen, is bij landgenooten en vreemdeling een blijvende herinnering gebleven. Zulks kan mede getuigd worden door onze buitenlandsche gasten van heden. „Inde geschiedenis van den Haag zijn vele aanknoopingspunten voor de pharmacie, zooals door U, mijnheer de Burgemeester, in herinnering is gebracht. Immers, in 1749 werd de Stadsapotheek aan de Groenmarkt opgericht en werd door het stadsbestuur het toezicht op deze inrichting opgedragen aan Inspectores, welke college nog tot voor korten tijd is blijven bestaan. Hoeverre zich de goede zorgen van ons geacht stadsbestuur wel uitstrekten, blijkt o.a. uit de instructie, waarin zelfs bepaald was, dat, indien de apotheker mocht komen te trouwen, hij daartoe niet zou overgaan, zonder vooraf van Burgemeester en Wethouders permissie te hebben gekregen. Ook was het hem' geoorloofd, zich te bedienen van de hulp eener dienst-

897