lijk onder „voedingswaarde” verstaat. Het komt hem voor, dat Dr. van Urk niet meer hecht aan de vroegere bepalingen daaromtrent. Dr. van U r k zegt, dat hierop van physiologische zijde antwoord moet worden gegeven, maar dat de bepaling der calorieënwaarde toch niet verwaarloosd mag worden. Prof. Goes ter dankt den inleider zeer voor zijn rapport en de daarop gegeven toelichting. De Heer Imhoff licht zijn rapport over „de schimmelproef en hare beteekenis voor de becordeeling van levensmiddelen” vervolgens toe, dat hij als een begin van verder werk wil beschouwen. Waar niemand het woord naar aanleiding van dit rapport verlangt, neemt de Voorzitter aan, dat ieder het met de conclusie eens is, dat niet te veel waarde aan deze schimmelproef moet worden gehecht en dus> de officieele Besluiten in deze richting zullen moeten worden herzien. Prof. Goester zegt allen aanwezigen dank voor hunne belangstelling en speciaal den rapporteurs voor wat ze voor de beide vereenigingen hebben gedaan. Vooral aan hen is het welslagen ook van deze Conferentie te danken. Te 4 uur sluit de Voorzitter de Conferentie. Dinsdagmiddag. Ontvangst door het Gemeentebestuur van ’s-Gravenhage in het Gebouw der Raadzaal. Te 5 uur spreekt de Burgemeester van ’s-Gravenhage de aanwezigen in het Gebouw der Raadzaal inde Javastraat toe met de volgende rede: „Mijnheer de Voorzitter! Het is mij zeer aangenaam, namens het Haagsche Gemeentebestuur de Nederlandsche Maatschappij ter Bevordering der Pharmacie te mogen begroeten en het verheugt mij, dat de keuze op deze gemeente is gevallen voor het houden der 75ste Algemeene Vergadering. Uwe vereeniging heeft blijkens dit getal een eerbiedwaardigen leeftijd en groot is hare ontwikkeling in die jaren geweest, zóó, dat zij thans een algemeen erkende vertegenwoordiging van de pharmacie in Nederland is, wier oordeel geen overheid, die met de pharmacie te maken heeft, zal geringschatten. Ik weet persoonlijk, ook uit vroegeren werkkring, welk een gezag aan dat oordeel wordt toegekend. Maar ouder dan Uwe Maatschappij en verrassender in hare ontwikkeling dan zij, is het vak zelf, welks wetenschappelijke beoefening als eerste doel inde statuten der Maatschappij wordt genoemd. Om een denkbeeld te

894