daarentegen telkens weer gehandeld wordt, alsof het fatale „après moi le déluge” het wachtwoord is. Dit alles zijnde schaduwpartijen in het beeld van de hedendaagsche Pharmacie, welke tevens de vraag doen rijzen, of geen lichtzijden daartegenover staan. Het zou een bewijs van gebrek aan objectiviteit zijn, dit te ontkennen, want als men als deskundig beoordeelaar zijn oor te luisteren legt, dan krijgt men herhaaldelijk den indruk, dat ook hier actie reactie wekt en wel in dezen zin, dat het aantal dengenen toeneemt, wien het gevaar duidelijk voor oogen staat, dat voor de pharmacie in het algemeen dreigt door het vermeerderen der misstanden en het veldwinnen van verkeerde opvattingen en die daardoor tot verzet geprikkeld worden. Toch is deze reactie nog veel te traag en daarom roep ik dezen goedgezinden toe; weet, dat de eenige hoop op verbetering van onze maatschappelijke positie, op verheffing van onzen stand, waarop deze, krachtens hetgeen door onze voorgangers en door verscheidene onzer nog levende vakgenooten, zoowel in wetenschappelijk opzicht als op verschillend sociaal terrein is gepresteerd, ten volle recht heeft, slechts op U gegrond is. Volstaat niet met af te keuren, wat gij niet goed vindt, maar strijdt actief voor Uw \ akidealen, begint met in Uw eigen omgeving te trachten, alle lauwheid in dit opzicht te overwinnen en deze lauwen te overtuigen, dat, wie niet mèt ons strijden wil, tégen ons strijdt. Wanneer het daardoor zou mogen gelukken, een steeds grooter aantal actief medestrijdenden te verzamelen onder het door ons Hoofdbestuur ontplooide vaandel, dan zhl onvermijdelijk de tijd komen, dat ook zij, die thans in ons vak slechts Mercurius dienen, zullen gaan begrijpen, dat, naast het commercieele, ons beroep ook inde tegenwoordige Maatschappij nog steeds een hoogere, een meer ideëele zijde heeft. Mocht het zijn, dat deze Algemeene Vergadering iets, zoo mogelijk veel, zou bijdragen tot verwezenlijking van dit ideaal, dan zeker zou het voor mijn Departement nog een eer temeer zijn, deze Vergadering te hebben mogen ontvangen. Met den vurigen wensch, dat dit het geval moge zijn, roep ik U nogmaals uit naam van het Departement ’s-Gravenhage van ganscher harte welkom toe. Na deze zeer toegejuichte rede wil de Heer Ba er t als voorzitter van de Commissie van Ontvangst ook nog eenige welkomstwoorden uitspreken, maar wil van te voren even constateeren, dat zijn taak als voorzitter dezer commissie een zeer

885