Heeren en Dames Afgevaardigden der Departementen, Dames en Heeren, ik gevoel het als een groot voorrecht, U hier door het vertrouwen mijner medeleden van het Departement ’s-Gravenhage uit naam van dit Departement van harte welkom re mogen heeten. Het is in het verleden voor ons Departement steeds een groot genoegen geweest, de Algemeene Vergadering in haar midden te mogen ontvangen, doch wij doen dit nu nog te liever, nu het de 75ste maal is, dat onze Maatschappij in Algemeene Vergadering tezamen komt, want ongetwijfeld mag deze vergadering daarom als een soort jubileum aangemerkt worden. Dit doet tevens als vanzelf den blik achterwaarts slaan, maar daarbij wil -ik in mijn gedachten niet verder teruggaan dan tot de laatste maal. dat ons Dept. de eer had, Uw vergadering te ontvangen. Wij schreven toen 1918, een jaar, dat niet slechts voor ons geheele land, maar ook voor onze Maatschappij in het bijzonder een belangrijk jaar was. Voldoende blijkt dit uit het feit, dat in dat jaar 2 Algemeene Vergaderingen gehouden werden, een buitengewone in Mei en een gewone in Augustus, en zeer terecht constateerde de toenmalige Voorzitter onzer Maatschappij, dat de buitengewone vergadering geheel het karakter vaneen gewone en de gewone da. vaneen buitengewone had. Hoewel dit, lettende op de te behandelen onderwerpen, geheel begrijpelijk en onvermijdelijk was, zou men er toch een beeld in kunnen zien van den toestand inde geheele wereld, waar toen de normale orde van zaken verre te zoeken was. De oorlog duurde reeds 4 jaar; we leefden midden inden distributietijd en ook op geneesmiddelgebied begon schaarschte te heerschen, welke tot de oprichting van het met zoo groote bekwaamheid door collega Jon kman geleide distributiekantoor van geneesmiddelen deed besluiten. Dit kon echter niet verhinderen, dat, waar de quantiteit veelal onvoldoende was, de qualiteit herhaaldelijk te wenschen overliet en menig rechtgeaard apotheker heeft in dien tijd geneesmiddelen in zijn apotheek moeten dulden, die hij anders geen plaats in zijn opstand zou hebben waardig gekeurd. Ik behoef hier niet over uitte weiden, want we weten alle nog te goed, dat het toen was de gulden tijd der materie en de strijd om de materie maakte, dat de strijd om ideëele belangen op den achtergrond werd gedrongen, ja, men die belangen zelfs als van mindere beteekenis begon aan te zien. Dit verschijnsel viel inde groote maatschappij waar te nemen en onze eigen kleine Maatschappij maakte daarop geen uitzondering. Om een, wel
882