beetje verbeterd wordt door de systemen, inde rapporten neergelegd. Spreker hoopt, dat het vraagstuk bij de Maatschappij aan de orde zal blijven, want voor dergelijke dingen moet het initiatief uitgaan van ons zelf. Prof. Dr. L. E. G oester wil eenige opmerkingen maken naar aanleiding van de rapporten. Bij vergelijking van de beide rapporten blijkt, dat het eene wil breken met bestaande verhoudingen, terwijl het andere wil voortbouwen op bestaande toestanden. Het eerste ligt het meest inde lijn van den tijd. Prof. Go es ter acht het laatste het beste en acht het onjuist, het vrije-vestigings-stelsel te verlaten voor een geheel ander standpunt, en wil liever, als voortbouwend op oude toestanden, zich houden aan het rapport-d e Waal, ofschoon het eenigszins speculatief is, rekenend op wetswijziging in verband met de ziekteverzekering. Bij de wijziging van de nieuwe pharmaceutische wet zal men zich moeten onthouden van alles, wat de uitvoering daarvan inden weg zou staan. Het rapport-d e Waal w.y „centrale apotheken”; prof. Go es ter vindt het jammer, dat Dr. deWa a1 de gemeenteapotheek van den Haag als model heeft gekozen, daar dit een unicum is, een model-inrichting, waarop de gemeente trotsch kan zijn, maar die niet als model kan gelden voor plattelandscentrale apotheken. Spreker abstraheert zich dus van dit op zichzelf staande vergelijkingsobject. De „centrale apotheken” van Dr. d e W a a 1 kunnen onmogelijk voorzien in alle mogelijke behoeften van het platte land, waar zelfs bij een apotheek als de Nuts-Ziekenfondsapotheek inden Haag, bedoeld als „centrale apotheek”, weer decentralisatie noodig is gebleken. Prof. Go es ter vraagt, of de leider van decentrale apotheek verantwoordelijk zou moeten zijn voor de handelingen van de niet onder zijn bevelen staande apotheekhoudende geneeskundigen inde dispenseerinrichtingen. Spreker voelt daarin een groote moeilijkheid. Op dit punt reikt spreker graag Prof. van der Wielen met zijn licentiestelsel de hand. In diens prae-advies voelt spreker ook een pleidooi voor een zoo breed mogelijke opleiding van den apotheker, en wil speciaal nog eens onderstrepen, hoezeer hij het in deze met hem eens is, vooral met het oog op de plannen, die vanuit Indië ons ter oore zijn gekomen. Spreker wil dit gedeelte van het prae-advies onder de aandacht brengen van den Minister van Koloniën, en vraagt Z.Exc. den Minister van Arbeid,

879