regelmatig aan apothekers levert. Ook hier bestaan trouwens nog verschillen en de eene groothandelaar staat juist ten opzichte van de qualiteit van zijn waren bij de apothekers anders aangeschreven dan de andere.
Maar nu is het van zelf sprekend, dat bij het bestaande wettelijke systeem de apotheekhoudende geneeskundige zijn gegeneesmiddel mag koopen, waar hij wil en niet zeldzaam zijn de gevallen, dat de dorpsdrogist moet bijspringen, als er op een ongelegen oogenblik defecten zijn inde geneeskundige apotheek. Ik stel er prijs op, te verklaren, hier niet te klappen uit de ambtelijke school, maar het oog te hebben op gevallen, welke mij reeds sinds lange jaren bekend zijn. Uit het bovenstaande volgt wel, dat gezocht dient te worden naar een regeling, waardoor ten minste de oorspronkelijke goede hoedanigheid der geneesmiddelen inde geneeskundige apotheek beter wordt verzekerd. En nu de zgn. handverkoop. De redder inden nood is reeds door mij genoemd: de dorpsdrogist. De zaak ligt nl. zoo, dat de meeste, ik zou wel willen zeggen alle, apotheekhoudende geneeskundigen alleen geneesmiddelen afleveren op hun eigen voorschriften, soms op voorschrift vaneen specialist; hierbij komt het b.v. ook voor, dat de dorps-medicus het specialistenrecept wel aflevert, maar het niet zelf bereidt. Deze soms lastige recepten, dikwijls ook met stoffen, welke hij! niet in zijn apotheek voorradig heeft, stuurt hij ter gereedmaking naar b.v. zijn groothandelaar, soms ook naar een naburig apotheker. Maar handverkoop wordt niet bedreven. Dit is, gezien van het standpunt van den dorpsarts, geheel juist. Hij is geneeskundige, door de omstandigheden tot het afleveren van geneesmiddelen bevoegd, maar hij is geen apotheker. Echter heeft het publiek die apothekers ook noodig; het wenscht hun waar te koopen, zonder eerst te spreken met den dorpsgeneeskundige. Dit is begrijpelijk, want de bewoners van het platteland zijn óók Nederlanders, die er, zoo min als de stedelingen, iets voor voelen, zich te stellen onder de voogdij' van den dorpsarts, al zullen zij ook zijn raden trouw opvolgen', zoo zij hem uit eigen beweging consulteeren. Zij zullen hem dan ook als raadsman waardeeren en zijn diensten behoorlijk willen betalen, maar zij zullen ten zijnen opzichte heer en meester willen blijven over hun eigen handelingen en hun eigen belangen. Dus gaat de plattelander niet naar den geneeskundi-
873