apotheken door gehuurde provisoren. Haarlem vraagt, waaruit de actie der Mij. tegenover dit kwaad bestaan heeft, speciaal waar het plichtsverzuim van eigen leden der Mij. betreft. Uitdrukkelijk staat in het jaarverslag, dat niet alles is vermeld, wat hiermede in verband staat; wel weet Haarlem, dat verschillende brieven in verband met deze questie van het H. B. zijn uitgegaan, maar Haarlem vraagt thans naar de resultaten. Haarlem is diep teleurgesteld daarover, zoozeer, dat men bijna geneigd is, tot een wanhoopsdaad over te gaan. Waarom zou onze organisatie zóó zwak zijn? Dit kan niet liggen aan onze geringe getalsterkte en onze ethische begrippen. De tandartsenorganisatie heeft meer bereikt. Haarlem vraagt dus: welke resultaten heeft de inwendige zending der Maatschappij bereikt? Waarop baseert de secretaris het optimistische „Het daghet in het Oosten" in zijn jaarverslag? De Voorzitter zegt voor de vergadering van Dinsdag nadere uiteenzetting toe, die te persoonllijk voor deze vergadering zou zijn. De Secretaris spreekt er zijn spijt over uit, dat het voornemen, om een dergelijke vraag te stellen, niet even te voren ter kennis van het H.B. is gebracht. Men had dan alle gewenschte inlichtingen kunnen verkrijgen. Thans wordt van de agenda afgeweken, om den prae-adviseurs het woord te geven, om hunne prae-adviezen toe te lichten en wel het eerst aan Prof. van der Wielen, die zijn rapport, opgenomen in het Pharm. Weekbl. 1926, blz. 615 e.v., als volgt nader toelicht: Als een aanvulling van het Rapport, dat ik de eer had, uil te brengen en waarvan de grondslagen uitvoerig door Mr. Sa 1 m en mij in 1914 in onze „Bouwstoffen voor een ontwerp-wet, regelende de aflevering van geneesmiddelen en vergiften en de uitoefening der artsenijbereidkunst,” zijn uiteengezet, moge het volgende gelden. Inde bestaande wet heeft men als beginselen vastgelegd: De uitoefening der artsenijbereidkunst, de verkoop en de bereiding van geneesmiddelen mag slechts toevertrouwd worden aan personen, die door hun kennis en opleiding een voldoenden waarborg geven, dat de door hen of onder hun toezicht bereide geneesmiddelen voldoen aan alle daaraan te stellen eischen en dat door het gebruik van geneesmiddelen zoo min mogelijk schade wordt veroorzaakt. Dit laatste, door b.v. den verkoop
866