Jn het eerste nummer der Berichten onzer Mij., van 1 Augustus 1845, lezen wij, hoe reeds jaren te voren onder bestuur van Prof. W. S. Swart een pharmaceutisch leesgezelschap was opgericht, waarvan de leden tweemaal in het jaar bijeen kwamen, om wetenschappelijke en andere onderwerpen te bespreken. Het was op de vergadering van 5 Jan. 1842, dat door de leden F.J.SwartwoutenA. H. Walter een voorstel werd ingediend, om „aangezien de onlangs door de Hooge Regeering benoemde commissie tot het daarstellen van -een ontwerp ter herziening der geneeskundige staatsregeling, de stand des apothekers in het geheel niet vertegenwoordigd was en men derhalve vreezen moest, de belangen van dien stand niet zoo behartigd te zien als gevorderd werd, bij het steeds meer en meer achteruitgaan van dezelve, het leesgezelschap besluiten mocht, aan genoemde Commissie een adres te richten, ten einde haar in te lichten aangaande de gebreken en wenschelijke verbeteringen inde uitoefening der Pharmacie hier te lande.” Dit voorstel werd niet alleen met groote instemming aangenomen, maar was tevens aanleiding voor één der leden, den bekenden Dr. S. Sar p ha 11, om een voorstel in te dienen, dat, gelijk in andere landen, ook hier zou wörden gesticht een vereeniging van Nederlandschc apothekers en andere belanghebbenden in den bloei der Pharmaceutische wetenschap. Een commissie werd benoemd, om na te gaan, of het mogelijk zou zijn, dat door dit leesgezelschap zoodanige vereeniging zou worden opgericht. Reeds den 2den Februari van dat jaar bracht deze Commissie haar verslag uit en besloot men, met medewerking vaneen ander leesgezelschap, te Amsterdam bestaande, onder leiding van den apotheker D. Pa s, om de voorloopige plannen uitte breiden en zoo werd op den 23sten April 1842 de eerste vergadering gehouden der nieuwe vereeniging, welke den naam kreeg van Mij. ter bevordering der Pharmacie. Door deze vergadering, waaraan 29 leden deelnamen, werd het aangeboden concept-reglcmerft Jals provisioneel© wet aangenomen!. Voorloopig bepaalde de Mij. haar werkkring tot Amsterdam, ten einde zich te voren te overtuigen van het nut, de wenschelijkheid en de uitvoerbaarheid eener algemeene Mij. voor Nederland. Als eerste bestuursleden werden gekozen: tot voorzitter: Prof. W. S. Swart, tot ondervoorzitter; D. Pas, tot secretaris: Dr. S. Sarphati en tot penningmeester: J. F. C. Kerkhoff.
856