geeft pillen, die ook na maanden gemakkelijk uiteenvallen en goed verteerbaar zijn. Het gebruik van lanoline en vaseline acht hij ongewenscht, omdat zulke pillen niet uiteenvallen en dikwijls nog inde faeces onverteerbaar terug te vinden zijn. Het gebruik van Magnesia usta, dat o.a. voor Blaudsche pillen inde Duitsche (1910), Oostenrijksche (1906), Zwitsersche (1907), Deensche (1907), Noorweegsche (1913), Belgische (1906), Nederlandsche (1905), Servische (1908), en Japansche (1907) pharmacopee wordt voorgeschreven, maakt pillen in water onoplosbaar; versch bereid, zijn ze wel oplosbaar in verdund zoutzuur, maar na een maand zijirt ze ook daarin niet meer oplosbaar. Door Kob er t is indertijd aanbevolen, om pillen, welke oliën en balsems bevatten, met een mengsel van gelijke hoeveelheden suiker en was tot massa te kneden, waarbij wordt vermeld, dat zulke pillen door het suikergehalte beter oplosbaar zouden worden. Het is Grönberg echter gebleken, dat deze meening onjuist is. Wat het bedekken van pillen betreft, waarschuwt hij tegen de verzilverde den handel, omdat deze inden regel hard zijn en moeilijk oplossen. Hij onderzocht zelf bereide pillen, overtrokken met suiker, gelatine, graphiet, tolubalsem, collodium en kreatine; al deze pillen behielden, na 3 maanden bewaard te zijn, hare oplosbaarheid in water en zoutzuur, na digestie; alleen de met collodium bedekte pillen maakten hierop een uitzondering. Ook nam hij proeven met cenomassa en bevond ook, dat deze stof voor de verwerking van alle soorten van grondstoffen tot pillen zeer geschikt was en dat de daarmede bereide producten maanden lang goed oplosbaar bleven. J. J. HOFMAN. Referaten. Gist en gistextract voor medische en pharmaceutische doeleinden. Het gebruik van gist en gistextract als geneesmiddel is niet nieuw, terwijl ook reeds vroeger gist als vormgevend middel voor pillen werd aanbevolen. Thans doet W. Schönniger (Pharm. Zeit. 1925, 596) nogmaals een beroep op de commissie voor de uitgave van het nieuwe „Arzneibuch”, om bij het hoofdstuk „Pilulae” de volgende zinsnede op te nemen; „Wanneer geen bepaald bindmiddel is voorgeschreven, of wanneer een onvoldoende hoeveelheid is voorgeschreven, dan moet gebruik gemaakt worden van zoethoutpoeder en droppoeder of van poeder van gedroogde gist en gistextract”. Onder het hoofd „Faex pro pilulis” zou dan verder moeten komen: „De zorgvuldig geslibde, ontbitterde en bij 120° gedroogde biergist. Gist ter bereiding van pillen is een fijn, lichtgeel, aangenaam aromatisch (naar bouillon) riekend en niet bitter smakend poeder. De gistcellen zijn bij het drogen gedood en hebben het vermogen, om te gisten, verloren. Het gistpoeder mag niet naar visch rieken (ondoelmatige bereiding, wilde gist).” Sc h. geeft ook voorschriften voor de pharmacopee-artikelen
840