Wasi ck y gaf aan ratten pillen met 20 mg. morphine, welke direct inde maag werden gebracht. Hoewel de doodelijke dosis44so0—50 mg. is, bleven de ratten leven, wanneer hun deze hoeveelheid morphine, met zoethoutpoeder gemengd, werd toegediend. Dloor Sabalitschka werden deze proeven ook genomen met alkaloïdeoplossingen en daartoe werd 2g. vaneen plantenpoeder gemengd met 20 cm3, der alkaloïdeoplossing. In het filtraat werd het alkaloïde-gehalte bepaald en aldus nagegaan, hoewel er geadsorbeerd werd. Voor deze proeven gebruikte hij strychnine en atropine. De proeven werden herhaald met Cenomassa. Bij het gebruik van 49,4 mg. strychninenitraat werden terug gevonden bij gebruik van: grof zoethoutpoeder gemiddeld 17,2 mg. fijn „ ~ 13,2 „ ... Cenomassa 35,1 „ Bij vermenging van atropinesulfaat 17,1 mg. werden teruggevonden: bij grof zoethoutpoeder 9,8 mg. „ fijn „ 9,1 „ „ Cenomassa 13,1 „ De proeven werden daarna herhaald onder toevoeging van zoutzuur. Dezelfde oplossingen werden gebruikt en nadat ze eerst met het zoethoutpoeder werden geschud en afgefiltreerd, werd het achtergebleven poeder met verdund zoutzuur uitgetrokken. De hoeveelheden, die aldus verkregen werden, waren voor strychninenitraat, uitgaande van 49,4 mg.: op grof zoethoutpoeder gemiddeld 18,6 mg., dus totaal 35,8. op fijn zoethoutpoeder gemiddeld 14,4 mg., dus totaal 27,6. op Cenomassa 12,4 mg., dus totaal 47,5. Voor atropinesulfaat, uitgaande van 17,1 mg.: op grof zoethoutpoeder gemiddeld 3,0 mg., dus totaal 12,8. op fijn zoethoutpoeder gemiddeld 1,8 mg., dus totaal 10,9. op Cenomassa 2,4 mg., dus totaal 15,5. Daarna werd het materiaal behandeld met kunstmatig maagsap, namelijk 20 cm3, water, waaraan 0,05 g. pepsine en 0,2 cm3, zoutzuur waren toegevoegd. Het mengsel bleef 2 uur inden thermostaat bij 45° en werd daarna gefiltreerd. De op deze wijze verkregen uitkomsten kwamen met de voorafgaande overeen, n.l. 12,8—10,4 en 15,8, zoodat van atropine 17,1 mg. met zoethoutpoeder 4,3 en 6,7 mg. geadsorbeerd werden en met cenomassa slechts 1,3 mg. Al deze proefnemingen pleiten dus tegen de aanwending van plantenpoeders bij pillenmassa’s en toonen de voordeelen aan van het gebruik van dit gistpoeder en gistextract. Ook onderzoekingen van Dr. Grönberg, te Helsingfors, bevestigen de bezwaren tegen het gebruik van plantenpoeders, zooals althaea, zoethout, gentiaan, valeriaan, enz. in pillenmassa’s. Hij bereidde verschillende pillen met plantenpoeders en glycerine of Sirupus simplex of mucilago, maar steeds vond hij, dat zij moeilijk oplosten in water, terwijl zij in kunstmatig maagsap inden regel binnen 24 uur waren uiteengevallen. Het gebruik van Bolus of Talcum met stroop, water of glycerine
839