Tabel 11.

Analyse Nr. Organisch Feder- Z. 26. Vocht. Asch. Vet. niet-vet. getal. PLOCRWORST. 432 43,4 8,7 26,5 21,4 2,0 840 40 6 9,3 27,4 22.2 1,9 2812 41,6 Ruw eiwit 2,0 20,4 MEI VORST. 312 25,5 4,9 44,65 24,95 I, 550 35 0 4,1 43,8 17,1 2,0 1959 22,9 5,4 48,5 23,2 1,0 GELEERSCHE ROOKWORST. 3672 45,5 3,5 31,8 19,9 2,3 3676 42,8 3,55 35,8 17,85 2,4 3679 44,5 3,8 33, 18,3 2,4 3682 42,7 3,4 35,5 18,4 2,3 3710 31,6 3,8 44,6 20,4 1,5 3711 39,4 3,6 36,6 20,35 1,9 391 46,1 3,8 34,7 15,4 3, 415 12,2 3,1 50,7 14, 2.3 433 49,1 4, 34,6 12,3 4,0 542 33,9 2,1 45,0 19, 1,7 829 32,6 3, 49.7 14,7 2,2 928 46,1 3,3 36,2 14,4 3,4 1170 24,9 5,4 49,7 20. 1,2 1517 34,7 3,4 44,5 17,4 1,9 Zoodra echter andere stoffen aan de vleeschmassa worden toegevoegd, zal soms een grooter watergehalte, dan normaal is, kunnen worden bedekt. De geringe hoeveelheden specerijen kunnen hier buiten beschouwing blijven en ook toevoegingen van zout of vet, die door het asch- of vetgehalte toch in aftrek worden gebracht. Doch inde eerste plaats moet hier worden gedacht aan de bij sommige vleesohwaren toegestane verwerking van meel. Toevoeging hiervan doet de hoeveelheid organisch-nietvet stijgen en dus het verhoudingscijfer daarvan ten opzichte van water dalen; bij een zelfde grenswaarde van het verhoudingscijfer maakt dat een grooter watergehalte mogelijk. Een zetmeelbepaling is in deze gevallen dan noodig, om daarmede

803