sg. opiumpoeder worden ineen kolfje van 200 cm3, met deplaceerbuis uitgetrokken met 100 cm3, water, waaraan toegevoegd zijn 15 cm . normaal zoutzuur. Bij de aldus verkregen vloeistof wordt gevoegd 0,5 g. ammoniumchloride en wanneer dit is opgelost, zooveel aetner, tot de vloeistof daarmede is verzadigd. IJVLen voegt dan voorzichtig telkens 10 druppels ammonia toe, tot de reuk van ammoniak duidelijk merkbaar is boven den aetherreuk, dien de vloeistof bezit. Het kristallijne neerslag, dat inmiddels ontstaan is, vermeerdert dan niet meer en een druppel van de vloeistof, op lakraoespapier gebracht, reageert dan duidelijk alkalisch. Men laat nu 24 uren staan, verzamelt het neerslag op een dubbel filter van 8 cm., wascht met een weinig gedestilleerd water het praecipitaat uit, droogt en weegt Beide filters zijn te voren getarreerd, zoodat zij even zwaar zijn. Om nu de overige alkaloïden te bepalen, wordt het filtraat met een overmaat azijnzuur behandeld, tot de vloeistof duidelijk zuur reageert. Men dampt dan deze vloeistof op het waterbad uit, tot 30 g., telkens zooveel azijnzuur toevoegende, dat de vloeistof haar zure reactie behoudt. Deze oplossing wordt gefiltreerd, het filter met zooveel water nagewasschen, tot 50 cm3, verkregen zijn en dan druppelsgewijze natronloog toegevoegd, tot de vloeistof alkalisch is. >e ammoniakreuk treedt dan weder op. Er vormt zich nu weder een neerslag, waarvan men het samenbakken kan tegengaan, door met een glazen staaf te roeren. Dit neerslag wordt na 3—4 uren, evenals het vorige, op een dubbel filter verzameld. Het filtraat wordt tot 15 cm . ingedampt, na toevoeging van azijnzuur, wederom met natronloog neergeslagen en ook dit neerslag na eenige uren op het filter verzameld. De aldus verzamelde alkaloïden worden uitgewasschen met eene verzadigde oplossing van opiumalkaloïden en daarna gedroogd en gewogen. j_j Het alkaloïdengehalte van Extractum Chinae liquidnni en van kina-decocta. Door H. Reek (Pharm. Zentralh. 1925 290) zijn verschillende proeven genomen, om na te gaan, hoeveel het alkaloidengehalte bedroeg van kina-decocten en van vloeibaar kinaextract, door hem zelf bereid uit bast, waarvan het alkaloïdengehalte bekend was. Ter bepaling van het alkaloïdengehalte werd de methode van Fr om me gevolgd, zooals die in het Jahresbericht van Caesar & Loretz in 1924 is beschreven. Het alkaloidengehalte van den bast, waarvan werd uitgegaan, bedroeg 6,63 pC t. Het daarvan bereide vloeibaar kinaextract had een gehalte van 3,72 pCt. Een decoct, bereid op het waterbad onder toevoeging van zoutzuur, bevatte zooveel alkaloïden, dat dit, op kinabast berekend, overeenkwam met 2,788 pCt.; een decoct, eveneens met zoutzuur bereid, maar op het vrije vuur, had een alkaloïdengehalte, dat met 2,428 pCt op den bast berekend, overeenstemde. Zonder zuur bereid, was het alkaloïdengehalte, op bast berekend, 1,454 pCt Hieruit blijkt dus, dat toevoeging van zuur de extractie van de alkaloïden bevordert, maar ook, dat de bereiding van Decoctum C hinae op het vrije vuur minder aanbevelenswaardig is dan eene bereiding m het dampbad. pj
690