opleiding van apothekers kunnen fantaseeren. Zoover als dit ontwerp gaat, zal wel niemand, die eenigen kijk op de zaak heeft, willen gaan, maar ook tusschenvormen tusschen de opleiding, zooals de Indische ontwerpers zich denken, en de opleiding, zooals die in Nederland en elders bestaat, kan men zich denken. Ik geloof echter, dat de pharmaceutische verhoudingen van dien aard zijn, dat wellicht wijzigingen in opleiding gewenscht kunnen zijn, verlaging van het wetenschappelijk peil van den apotheker echter allerminst. Onafhankelijk van wat men bestudeert, waarborgt een hoogere geestelijke ontwikkeling als regel een meer bewust verantwoordelijkheidsgevoel. Dit moet gepaard gaan met inzicht inde consequenties van bepaalde handelingen, die niet door eenige wettelijke bepaling te regelen zijn. De medische en pharmaceutische eed drukt dit zoo juist uit, door van ieder beoefenaar der geneeskunst of artsenijbereidkunst, die tot eenige zelfstandige handeling de bevoegdheid krijgt, de belofte te eischen, dat hij „naar beste weten en vermogen” zal handelen. Dit „weten en vermogen’ wordt niet dooreen eenzijdige vakopleiding op het hoogste peil gebracht. Als een voorbereiding voor het verkrijgen vaneen algemeen, zij het ook zeer oppervlakkig, inzicht op verschillend gebied, kan ook de a.s. apotheker volstaan met een opleiding aan een H. B. S. of Gymnasium, maarde kennis, die voor het verkrijgen van het einddiploma wordt geëischt, is dan ook zeker wel het minimum, een selectie zou Jiier op den duur zeker aanbeveling verdienen, terwijl ik persoonlijk aan de gymnasiale opleiding de voorkeur zou geven. De opleiding voor apotheker moet juist met het oog op de later zoo verantwoordelijke positie van den apotheker een universitaire zijn inden besten zin van het woord. Een eenzijdige vakopleiding in uitsluitend voor a.s. apothekers ingerichte instituten door uitsluitend voor het onderwijs aan a.s. apothekers aangewezen docenten acht ik noch in het belang van de wetenschappelijke vorming der apothekers, noch in het belang vaneen richtige uitoefening van het beroep. Met de aflevering vaneen gevraagd geneesmiddel is de taak van den apotheker niet afgeloopen. Nimmer moet hem uit de gedachte gaan, dat hierbij voor den aanvrager zeer beteekenende lichamelijke, niet zelden geestelijke belangen op het spel staan. De belooning voor zijn arbeid zit niet altijd en inde eerste plaats in de vergoeding voor het in waren en arbeid geleverde. Dikwijls
622