zij levenskrachtig zijn, dan hebben zij een verzorgingsgebied vaneen voldoenden omvang noodig, naast wettelijke bepalingen of contractueele overeenkomsten, welke aan het bedrijf de vereischte stabiliteit waarborgen. Het behoeft geen betoog, dat ik mij deze apotheken voorstel als min of meer centraal voor een zekere omgeving, want het vestigen vaneen door een apotheker geleide apotheek in elke plaats of dorp is practisch uitgesloten. Wellicht is het mogelijk verband te leggen tusschen deze volwaardige apotheken en de dispenseerinrichtingen der apotheekhoudend geneeskundigen. Nu heb ik in mijn reeds meer genoemd rapport uiteengezet, dat de wetgeving van 1865, hoe goed ook bedoeld, niet heett gevoerd tot dein beginsel gewenscht geachte scheiding tusschen de genees- en de artsenijbereidkunst, zelfs niet zoover als de economische omstandigheden dit toch inderdaad wel toelieten. Het is voornamelijk de redactie van art. 9 van de wet op de uitoefening van de geneeskunst, welke hier belemmerend heeft gewerkt. Men zal nu, na van het bovenstaande kennis te hebben genomen, de vraag stellen, hoe er inde beschreven toestanden verbetering zal kunnen worden verkregen. Het antwoord hierop zal geheel dienen uitte gaart van de belangen1 van het publiek; dit belang omvat ook de scheiding tusschen de geneesen de artsenijbereidkunst, zooals hiervoor is uiteen gezet, tenzij de omstandigheden dit volstrekt verhinderen. Ook zoo men deze voorwaarde in het oog houdt, kan men zijn gedachten , laten gaan over verschillende mogelijkheden. Men kan heil zoeken bij de Staats-apotheek. Mij persoonlijk lacht dit stelsel niet toe. Het moet noodwendig sterk centraliseerend zijn, met alle daaraan klevende gebreken. Men zou deze mee inden koop kunnen nemen, zoo aan den anderen kant de voordeelen groot waren of geen andere oplossing mogelijk was, maar dit schijnt mij niet het geval. Volgens mijn inzicht dus geen Staats-apotheek, ook al omdat dit stelsel tot heden geen hoopgevende toepassing kan aanwijzen. Het Concessie-stelsel vindt men in verschillende vormen in een aantal landen. Wat de literatuur hieromtrent leert, wekt geen groote verwachtingen ten opzichte van de geschiktheid daarvan voor Nederland. Het meest logisch en consequent schijnt mij dit stelsel nog in Zweden toegepast, maar ook hetgeen daar op dit gebied geschiedt, past niet in ons land. Ik kan de vrees niet van mij zetten, dat het concessie-stelsel prettig

608