ten aan met behulp van de chromaatproef. Hierbij dient opgemerkt te worden, dat door de aanwezigheid van bijalkaloïden de oplosbaarheid van moeilijk oplosbare kininezouten, als het chromaat en het sulfaat, vergroot wordt, zoodat het bij onderzoek van niet zuiver kininezout bij de chromaatproef afgescheiden neerslag grcotendeels uit kinine bestaat. Dit zelfde is ook het geval bij de proef van K erne r-W ell er; bij de laatste proef echter kan men een absoluut zuiver kininesulfaat hebben, dat door omkristallisatie over bisulfaat verkregen is, en dat niet aan de eischen der Pharmacopee voldoet. De proef van Kerne r-W ell er is dan ook meer een reactie op het gebruik vaneen bepaald handelsmerk kininesulfaat dan een reactie uitsluitend op de afwezigheid van bijalkaloïden, met dien verstande echter, dat het voldoen aan de eischen, inde vierde uitgave der Pharmacopee gesteld, wel een kininesulfaat met een zeer laag gehalte aan bijalkaloïden waarborgt, maar het niet-voldoen aan de reactie geen aanwijzing is op een meer dan toegelaten hoeveelheid bijalkaloïden; dit laatste is bij het voldoen aan de chromaatproef wel het geval. De chromaatproef is afdoende voor het aantoonen van de drie eerstgenoemde bijalkaloïden. Het aantoonen dezer bijalkaloïden behoeft niet herhaald te worden door opname vaneen eisch voor de optische draaiing der kininepraeparaten. Met het hydrokinine is het anders gesteld. Dit wordt noch dooide chromaatproef, noch door de proef van Kerne r We Ile r, ten minste in hoeveelheden van enkele procenten, aangetoond; of het nog aangetoond wordt ineen hoeveelheid van meer dan 10 pCt., weet ik niet en het doet er in dit geval ook niets toe, daar het zeker ini deze hoeveelheid nog nimmer in eenig kininezout is voorgekomen en al kwam het er in deze hoeveelheid van nature in voor, daar het zeker geen opzettelijke verontreiniging is, dan deedi het er nog niets toe, want waar kleinere of grootere verschillen in werking tusschen kinine en de uit kinabast afgescheiden bijalkaloïden, die wel met de chromaatproef worden aangetoond, bestaan, is dit met hydrokinine niet het geval. Toch zon misschien, wanneer men het standpunt inneemt, dat een bepaald geneesmiddel identisch moet zijn met het zuiver chemische lichaam, de opname vaneen eisch voor de optische draaiing der kininezouten te verdedigen zijn, maar dan is de voor deze draaiing toegelaten speling, waardoor de eenige verontreiniging, die niet op andere wijze wordt aangetoond, er voor meer dan 10 pCt. in aanwezig

480