voor het bisulfaat —278,2 „ „ biohloride —279,2
waarbij het niet zeker is, of deze zouten denzelfden graad van zuiverheid hebben gehad. In ieder geval geeft het geen groot verschil, of men een gelijk aantal aequivalenten HCI of H2SO4 ter oplossing van de kinine aanwendt, terwijl een klein verschil te verwachten is, doordat zwavelzuur iets zwakker is dan zoutzuur en dientengevolge het bisulfaat in oplossing iets meer gehydrolyseerd dan het chloride. De invloed van de concentratie onder overigens gelijke omstandigheden. Ik zal hier en in het vervolg spreken vaneen grooter of kleiner worden der spec. rotatie, wanneer bedoeld wordt, dat deze grooter of kleiner wordt in absolute waarde, dus afgezien van het negatieve teeken. Voor het monochloride vond ik bij de volgende concentraties en temperaturen een rotatie in buis van1 2 dm. Conc. Kin. V™ molair X 0,25 0,50 0,75 1 Temp. 15° —2,86 —5.51 —7,97 —10,37 „ 25° —2,90 —5,56 —8,07 —10,50 Rekent men deze waarnemingen om op spec. rotatie van kinine, dan moet bedacht worden, dat de waargenomen rotaties te klein zijn, om een nauwkeurige uitkomst te waarborgen. Daarom rekende ik deze slechts uit tot op eenheden nauwkeurig. Conc. Kin.110 molair X 0,25 0,50 0,75 1 Temp. 15° —177 —l7O —164 —l6O „ 25° —179 —173 —166 —162 Duidelijk is, dat de concentratie grooten invloed heeft In dien zin, dat de rotatie afneemt bij grooter wordende concentratie. Daar de ionisatiegraad eveneens afneemt bij toenemende concentratie, heeft dus blijkbaar het eenwaardig negatieve kinine-ion de grootere specifieke rotatie. Voor het bichloride (telkens bereid uit 1 mol. monochloride -T 1 mol. HCI) vond ik eveneens, ineen buis van 2 dm., rotaties, die, omgerekend op spec. rotatie van kinihe, als volgt luiden: Conc. Kin. VlO molair X 0,50 1 Temp. 15° —284,3 —279,6 „ 17° —283,6 —278,9 Ook hier dus een specifieke rotatie, die afneemt met toenemende concentratie, hoewel relatief minder sterk dan bij het mono-zout. Blijkbaar heeft dus ook het tweewaardig negatieve kinine-ion de grootere specifieke draaiing.
473