Oudemans werkte constant bij 17° en met een kinineconcentratie van 1 millimol (324 mg.) per cm3. Bij gebruik van zwavelzuur ter oplossing vond hij als specifieke rotatie van de kinine:

met 1 millimol H2SO4 (= bisulfaat) —278,2° „ IV. „ -278,8° „ 2 „ „ -277,5° „ 10 „ „ -272,9° De rotatie stijgt dus tot een maximum bij een kleine overmaat zwavelzuur meer dan noodig is voor het bizout, vermoedelijk doordat daarmede de hydrolytische dissociatie wordt neergedrukt. Daarna daalt de rotatie weer dooreen zeer groote overmaat zuur, die terugdringing der ionisatie ten gevolge heeft, waaruit blijkt, dat het dubbel negatief geladen kinineion wel de hoogste rotatie moet hebben. De zeer veel lagere rotatie van het mono-ion werd door He s se geconstateerd, die de volgende specifieke rotaties van kinine waarnam bij 15° en een concentratie van 2 pCt. van zoutzuur zout, al naar mate de base met 1 of meer molen zoutzuur was opgelost: met 1 mol. HCI (= monochloride) —169,79° „ 2 „ „ (= bichloride) —273,11° „ 3 „ „ -276,17° „ 5 „ „ -273,76° „11 „ „ -262,79° „17 „ „ -256,42° in rookenld zoutzuur —194,27° Hier ziet men zich dus het verschijnsel herhalen, dat een maximum inde rotatie optreedt bij 3 acquivalenten sterk zuur op 1 mol. kinine. Bovendien blijkt hieruit de veel kleinere rotatie, die aan het mono-zout, dus in hoofdzaak aan het éénmaal negatief geladen kinine-ion, eigen is. Ik zelf heb, van zuiver kinine-monochloride3) uitgaande, 3) Dit zout en andere zeer zuivere kininepraeparaten zijn mij op mijn verzoek met groote welwillendheid verstrekt door de Amsterdamsche Chininefabriek. De door haar in 1917 toegezonden zouten heb ik nog eenige malen omgekristalliseerd, doch het bleek, dat de rotatie daardoor nog slechts zeer weinig toenam, zoodat zij reeds zeer zuiver waren. Vermoedelijk heeft Oudemans niet over zoo zuivere kinine beschikt, want hij geeft onder dezelfde omstandigheden van concentratie en temperatuur voor het monochloride een spec. rot. van —163,6° en voor het bichloride —279,2°, beide berekend op kinine.

471