Ingezonden.

Geachte Heer Hooidredacteur, Hoe goed de bedoeling ook is van het ingezonden stuk van collegae de Haan en de Metz (Ph. W. 13.3.’26), meen ik toch, dat zij wel wat te ver gaan. Waarom moet men nu juist apotheker zijn, om een fleschje Horaoeopathisch geneesmiddel af te leveren? Dat kan iedereen, die geen analfabeet is!1) En een apotheker, die Bellad. D2, Fosfor D3 of vergift x tot den exponent a aflevert als handverkooparfikel, gaat evengoed buiten zijn boekje, als een niet-apotheker, die zulks doet. Dat het woord „Apotheek” zoo misleidend misbruikt mag worden, zonder dat dit feit strafbaar is, is mij niet duidelijk. Wanneer hiertegen niets is te doen, dan beleven wij het nog eens, dat een drogist op zijn winkel „apotheek” laat schilderen. Een heerlijke toestand! Op dit ingezonden stuk volgt in het Ph. IV. 13.3.’26 een laconiek bericht betreffende een feuilleton in De Telegraaf van collega F e en s t ra, over de sde uitgave der Pharmacopee. Met stijgend misnoegen en ergernis heb ik deze feuilleton gelezen. Het stuk zou misschien aardig zijn voor ons Ph. W. (ofschoon er niets nieuws in staat) óf voor een adsistenten-courantje, maar in geen geval voor een algemeen dagblad. Wat kan het de lezers van De Telegraaf nu schelen, of de Heer F. het wel of niet eens is met de Pharmac. Comm., of dit artikel is weggevallen of een ander artikel nieuw is opgenomen? Dat 01. Chenopodii een wormmiddel is en Bromoisovalerianylureum een slaapmiddel? Waarom behooren de diverse ironische opmerkingen aan het adres van de Ph. Cie in De Telegraaf thuis? Ik vind, dat zulk een stuk niet in het belang der Pharmacie is. Met dank voor de plaatsruimte. Hoogachtend, E. MONASCH. *) Deze opvatting komt mij niet zonder bedenking voor. Ik geloof, dat het niet juist is, bij elk geneesmiddel te vragen, of iemand, die niet analphabeet is, het wel zou kunnen afleveren. Men dient de vraag algemeen te stellen en dan geloof ik, dat het ook bij inde homoeopathie gebruikte geneesmiddelen ongewenscht is, dat ze door anderen dan apothekers worden afgeleverd. V. D. W. Over de bepaling van formaldehyde in formalinetabletten. Onder dezen titel staat in het Pharm. Weekhl. (hl. 353—355) een referaat vaneen mededeeling van E. Isel in. Aanbevolen wordt, het formaldehyde te bepalen met aniline, en de overmaat reagens bromometrisch terug te titreeren. Waarschijnlijk zal wel nooH iemand deze methode toepassen, omdat ze (speciaal bij aanwezigheid van suikers) zeer omslachtig is, en bovendien niet volkomen juiste uitkomsten levert. Gewoonlijk zal men de jodometrische methode van Romijn kunnen toepassen; tenzij de tabletten aldosen bevatten. M'et nadruk zij er op gewezen, dat, niet alle suikers storen; zoo kan men de

389