Is daar nu niets aan te doen? Ja zeker, zou men zoo zeggen, dat is nog al eenvoudig, dunkt mij. Wanneer men het filiaal te Zaandam eens bezocht, waar collega K n u f ma n den scepter zwaait, dan, zou men zoo denken, is hij allicht door het Hoofdbestuur er toe te bewegen, de distributie der homoeop. geneesmiddelen van Schw ab e aan banden te leggen, zoodat deze voortaan alleen terecht komen bij apothekers. Ook andere depothouders zouden zich dan moeten verplichten, dit te doen. Men denke ook aan het zekere „cachet”, dat aan een zaakje verleend wordt door aanbrenging van het groote geëmailleerde naambord, dat de firma S c h w ab e gratis op aanvraag verstrekt. Controle moet natuurlijk uitgeoefend worden en verder geknoei inde toekomst voorkomen. Wij zeggen maar: Waar een wil is, is een weg. Waarom wij dit nu schrijven? Of wij misschien denken, dat er werkelijk spoedig verbetering zal volgen op onze klacht? Och, neen, die naïviteit hebben we allang verloren, maar misschien ? Dr. H. DE HAAN. E. DE METZ. Berichten. De vijfde Pharmacopee. Ineen feuilleton in De Telegraaf van 6 Maart 1926 bespreekt Dr. R. Feenstra den proefdruk der vijfde uitgave der Pharmacopee. Dr. Feenstra geeft voornamelijk zijn aandacht aan de nieuw opgenomen en de uitgevallen geneesmiddelen. Zijn artikel eindigt aldus: „Alles bij elkaar, ligt in deze nieuwe uitgave der Pharmacopee, bet bezaksel van veel arbeid, veel precies beturen van détailkwesties; een snoer van wetenschappelijke gerechtigheid is ermee om den hals van veel pharmaceutische marktartikelen getrokken. Twintig jaar deden we met de vierde pharmacopee. Als straks de zesde komt, zullen er dan nog „apotheken” en zal er nog een „artsenijbereidkunst”, buiten het groot kapitalistische, het vertruste fabrieksbedrijf, bestaan? Noodiger dan een vijfde pharmacopee, ware een nieuwe pharmaceutische wetgeving. Wij leven onder een wet van 1865, die niet meer gehandhaafd, maar, trots toenemende staatsbemoeiing, allerschandelijkst „verslingerd” is geworden. Zoo leven wij in dit land ineen complete, een verschrikkelijke pharmaceutische anarchie die de volksgezondheid honderdmaal meer schade berokkent dan de best gestelde vijfde pharmacopee daar goed aan zal kunnen doen. Ddarom is het voor iemand, die deze problemen in hare „maatschappelijke” beteekenis ziet, een bijzaak; dit eervolle resultaat van de pharmacopee-commissie, dat te danken is aan de heeren: prof. L. van 11 al– e, dr. J. S. Meulen h o f f, prof. W. Nol en, dr. H. Zeeh u is en, prof. N. Scho o r I, prof. P. v. Romburgh, dr. L. M. va n den Berg, prof. L. Magn u s, E. I. van 11 aII ie, W. J. d e Ma ar, dr. H. L. V is se r en prof. L. E. G o es t er.

357