De oplossing in water (1 20) reageert alkalisch ten opzichte van phenolphthaleïne, ontwikkelt met zuren kooldioxyde en
geeft de reactie op kalium. De oplossing in water (1 = 10) moet, ook na koken, helder en kleurloos zijn. De oplossing in water (1 = 20) mag geen reactie geven op zware metalen, op sulfaat en op nitraat. De oplossing in water (1 = 100) mag geen reactie geven op chloride. Kaliumcarbonaat mag geen reactie geven op arsenicum. Wordt 10 cm*, der oplossing (1 = 20) gemengd met 30 cm3, baryumnitraat, dan mag het mengsel door 4 druppels phenolphthaleïne niet gekleurd (alkalihydroxyde) en het fikraat door koken niet troebel worden (bicarbomat). Kaliumcarbonaat mag door zacht gloeien niet meer dan 5 pCt. in gewicht verliezen. De oplossing van 345,5 mg. van het vooraf zacht gegloeide zout moet, na toevoeging van dimethyl geel, 49,8—50,2 cm3. Vio N. zuur ter neutralisatie vereischen. In water is Kaliumcarbonaat gemakkelijk oplosbaar, in spiritus is het onoplosbaar. Kaliumcarbonaat trekt water aan bij een relatieve waterdampspanning der lucht boven 0,05 en vervloeit bij een grooter dan 0,45. Met behulp van ongebluschte kalk te bewaren. CARBONAS KREOSOTI. Zie Ph. Wkbld. 1926, blz. 166. CARBONAS LITHICUS. Het slot is aldus gewijzigd: Wordt Lithiumcarbonaat gedroogd, dan mag het niet meer dan 1 pCt. in gewicht verliezen. 148 mg. Lithiumcarbonaat moet, na toevoeging van dimethylgeel, 39,5—40,0 cm3. Vlu N. zuur ter neutralisatie vereischen. Oplosbaarheid 15° 25 in water 1 in 72,5 1 in 79,3 De oplosbaarheid is grooter in koolzuurhoudend water. § CARBONAS MAGNESICUS. Het artikel is aldus gewijzigd: MgCOa met wisselende hoeveelheden Mg(OH)2 en H2O. Witte, zeer lichte, gemakkelijk tot poeder te brengen stukken of een wit, zeer licht poeder. 1 g. Magnesiumcarbonaat moet in 20 cm3, azijnzuur binnen 5 minuten onder ontwikkeling van kooldioxyde oplossen tot een heldere, klcurlooze vloeistof. Deze geeft de reactie op magnesium. _j
347