bekende, de Holwortel bevat daarvan ongeveer 1 pCt. De structuur van dit alkaloïde staat thans vast (zie S pa t h, c.s., Ber. D. Chem. Ges. 56, 875, 19.23). Het skelet is gelijk aan dat van berberine, zooals nader bleek, nu Haworth en Perkin er in slaagden, dit skelet op te bouwen uit papaveraldine, en behoudens eene kleine afwijking inde substituenten het corydalisalka 1 oïde uit het opiumalkaloïde op te bouwen (zie H. en P., J. Chem. Soc. 127, 1448, 1925).
Reeds eerder was gebleken, dat corybulbine en isocorybulbine een met corydaline nauw verwante structuur bezitten- Dit kwam vooral duidelijk naar voren, toen het aan S pa t h c.s. bleek, dat deze beide alkaloïden door behandelen met diazomethaan in corydaline overgaan (1923). Thans is aan S pa t h en Di o b r o w s k y de onderlinge samenhang geheel duidelijk geworden. Corybulbine heeft de volgende structuur:
In het molekuul van isocorybulbine zijnde hydroxyl- en methoxylgroep van de kern a van plaats verwisseld. Daar corydaline aan de kern a twee methoxylgroepen draagt, is nu duidelijk, hoe uit de beide corybulbinen door methyleeren dit alkaloïde ontstaan kan (Ber. D. Chem. Ges. 58, 1274, 1925). Bij deze onderzoekingen troffen S p at h en zijne medewerkers twee nieuwe alkaloïden aan. Het bleek, dat deze beide een zeer nauwe verwantschap met de Calumba-alkaloïden bezitten- Het eene is namelijk tetrahydropalmatine, het andere, dat zij corypalmine noemden, is tetrahydrojatrorrhizine. Intusschen blijkt wel, hoe nauw deze alkaloïden alle samenhangen, daaruit, dat de formule van corypalmine gelijk is aan de boven neergeschreven formule van corybulbine, wanneer men de methylgroep daarvan wegdenkt (zie Ber. D. Chem. Ges. 58, 2133, 1925). De laatstgenoemde schrijvers wijzen op het opmerkelijke feit, dat van alle tot nu toe gevonden natuurlijke phenolbasen, die van tetrahydroberberine-achtige verbindingen afgeleid zijn, de OH-groep zich steeds aan de benzolkern a bevindt. Dit kon, meent ref., wel eens een vingerwijzing zijn naar den weg, langs welken de synthese dezer lichamen zich in vitro voltrekt. ZW. De hopbitterstoffen. Eenige, elkaar aanvullende, studiën aangaande deze weinig bekende lichamen hebben voor kort veel licht gebracht, en de constitutie, op een enkel detailpunt na, opgehelderd (zie Wiel a n d c.s-, B. B. 58, 102, 2012, 1925, Wö 11 me r, id. pag. 672). Deze bleek zeer interessant. Zoo men weet, zijnde werkzame bestanddeelen harszuren, die men gekristalliseerd verkregen heeft, n.l. het humnlon, C2iH3005, en het lupulon, C2,;H3804. Deze stoffen bleken nauw verwant te zijn. Beide bevatten ze phloroglucine, gebonden aan een aantal isopreenrestea, ze vormen dus a.h.w. een
328