men niet beschikt overeen scherp criterium voor de eenheid van het therapeutische effect bij den mensch. Ook hieromtrent is verder (klinisch) onderzoek noodzakelijk. Salvarsaan. Rapporteur Prof. Kol le. De vergadering nam de conclusie aan, dat biologische ijking van de volgende geneesmiddelen thans gewenscht is:
Salvarsaan, zilversaivarsaan, salvarsaan-natrium, neosalvarsaan, neozilversalvarsaan en sulfarsenol. De ijking moet geschieden door vergelijking met standaardpraeparaten. Voor de eerstgenoemde 5 stoffen worden standaardpraeparaten bereid en verschaft door Prof. Kolle te Frankfort; voor het sulfarsenol geschiedt ditzelfde door Prof. Voegt! in, te Washington. Met ieder fabrieksnummer moeten drie series van onderzoekingen geschieden, en wel: 1. de bepaling van de giftigheid voor gezonde proefdieren (minstens 10 muizen of 5 ratten). De giftigheid mag dan niet grooter zijn dan die van het standaardpraeparaat. 2. moet de therapeutische werkzaamheid worden bepaald bij met pathogene trypanosomen (T. brucei, T. equiperdum, enz.) geïnfecteerde muizen of ratten. De therapeutische werking moet vergeleken worden met die van het tegelijkertijd aangewende standaardpraeparaaat. 3. is het aan te bevelen, ieder fabrieksnummer bij patiënten in bepaalde klinieken te gebruiken, voordat dit nummer wordt afgeleverd. De moeilijkheid bij de salvarsaan-praeparaten lag daarin, dat deze in Frankfort en in Londen met verschillende methoden geijkt werden. Het gaf daarom een groote opluchting, toen de heeren Ko 11 e en Dal e, de twee personen, die in beide laboratoria de proeven steeds verrichten, uitwisselden, zoodat de Frankforter methode in Londen en de Engelschc methode in Frankfort op dezelfde monsters werden toegepast, en de onverwachte uitkomst hiervan was, dat beide methoden dezelfde waarden gaven. De details der beide methoden zullen eveneens ineen afzonderlijk rapport worden openbaar gemaakt. Schildklierpraeparaten. Rapporteur Prof. Straub. Op grond van de onderzoekingen van R eid Hun t, die een nauwkeurig evenwijdig gaan van de physiologische werking en het gehalte aan jodium in specifieke verbinding vond, nam de vergadering de resolutie aan, dat een biologische waardebepaling van schildklierpraeparaten in het algemeen niet noodig is, doch dat kan worden volstaan met de bepaling van het specifiek gebonden jodium. De Amerikaansche Pharmacopee
198