Koninklijk besluit van 8 Juni 1847, No. 90, wordt eene jaarlijksche contributie van ƒ32.13 gevorderd voor eene uitkeeringssom van ƒ100; dus voor een jaarlijksch pensioen van ƒ 250 f 80.32. In het Reglement voor het Algemeen Pensioenfonds te West-Zaan onder de zinspreuk ; //Zonder Eigenbelang,” goedgekeurd bij Koninklijk besluit van 11 Juli 1840, N°. 128, wordt voor een jaarlijksch pensioen van ƒ 100 de contributie gevorderd van ƒ 28.75, d.i. voor ƒ250 ƒ 71.87*. In ons fonds betaalt men (zie Tab. A) ƒ 13.75 plus 1.65 = ƒ 15.40 per aandeel, is dus voor 4 Aandeelen f 61.20; terwijl men hiervoor kan trekken, volgens de uitkomst der 3 laatste balansen, niet ƒ 250, maar ƒ 264. Men ziet alzoo, dat de Contributie zoo laag mogelijk gesteld is, terwijl de weduwen een pensioen ontvangen hooger dan in andere fondsen, terwijl de hoegrootheid der uitkeering, ƒ 66 per aandeel, nu reeds bij 3 balansen dezelfde is gebleven. Omtrent de bezittingen van het fonds, waarvan ieder deelnemer mede-eigenaar wordt, deelen wij mede, dat die belegd zijn op het Grootboek der Nederlandsche nationale Schuld, en wel (op 1 Maart). Grootboek 4 pet ƒ 147.700 // 2Vs // // 47.500 In het afgeloopen dienstjaar zijnde ontvangsten geweest ƒ 16650.066 De uitkeering aan de weduwen . . „ 7514.60 zoodat er een saldo was van ƒ 9135.465 dat tot vermeerdering van kapitaal of reservefonds kon worden aangewend. Tot nadere inlichting kunnen we nog mededeelen, dat een deelnemer de eerste maal betaalt van den datum zijner toetreding tot ultimo Eebruari daaraanvolgende, en dat men zich, onder toezending der in art. 5 genoemde bescheiden, voor het lidmaatschap bij eender Directeuren moet aanmelden. Wij meenen hiermede aan het verlangen van den geachten Redacteur te hebben voldaan, en verklaren ons, indien we soms hier of daar niet duidelijk mochten geweest zijn, tot nadere ophelderingen gaarne bereid. Namens de Directie, Dr. Donkersloot. Wij voegen eene enkele opmerking bij het bovenstaande betoog. Opvallend is het zeker, dat tot heden zoo weinig apothekers aan het soliede fonds deelnemen. Wij meenen de reden daarvan te vinden inde omstandigheid, dat de apotheker in het denkbeeld kan verkeeren, zijne weduwe in geen geval geheel hulpeloos achter te laten, dewijl de zaak door haar met behulp vaneen deskundige kan voortgezet worden. Hierbij dient echter opgemerkt te worden, dat dit voor apothekers met groote clientèle gelden kan; bij die van kleineren omvang echter zou de schaarschte en duurte der benoodigde hulp de voortzetting der zaak ondoenlijk maken, dewijl de uitgaven daarvoor de verdiensten zouden nabij komen of overschrijden. Zoo laat men dan werkelijk de weduwe hulpbehoevend achter en ligt het op den weg van de apothekers daarin ook voor de toekomst, door deelneming aan het fonds, althans eenigermate, te voorzien. Wij meenen dus de vrijheid te mogen hebben onze collega’s daartoe aan te sporen, temeer dewijl wij daarin wenschen vddr te gaan. Redacteur, OPSPORING VAN PUCHSINE IN WIJN; door Prof. B. A. van der Burg. Een negatief resultaat bij het onderzoek van wijn, die gecenseerd werd Puchsine te bevatten, gaf mij aanleiding tot een vergelijkend onderzoek van de voornaamste der verschillende methoden, die voor de opsporing dezer stof worden opgegeven. Voor de proeven werd gebruikt de oplossing van 1 milligr. Puchsine op 4000 C. C. rooden wijn en werden de volgende uitkomsten verkregen.
I°. 10 C. C. (V4oo milligr. Puchsine) met 1 C. C. ammonia zacht verwarmd en met 5 C. C. chloroform geschud. Na afscheiding en verdamping in tegenwoordigheid van twee wollen draden werden deze zeer duidelijk schoon rood gekleurd. De reactie is vooral gevoelig als de verdamping spoedig en ineen porseleinen schaaltje plaats heeft en men een onveranderden wollen draad ter vergelijking bezigt. Met 2 C. C. (Vsooo milligr. bevattende) kon de roode kleur niet worden te voorschijn geroepen. 2°. 10 C.C. met ammonia alkalisch gemaakt, met 20 C. C. ether geschud en de etherische oplossing verdampt, onder toevoeging van 1 druppel azijnzuur, toen de ether nagenoeg geheel vervluchtigd was, gaf eveneens, zonder voorafgaande verwijdering van den alcohol, duidelijke reactie. 3°. 10 C. C. met barytwater gepraecipiteerd en zonder filtratie met 2 C. C. ether aceticus geschud. Geen afscheiding van den ether volgde. 4°. 10 C. C. op gelijke wijze behandeld, doch met 2 C. C. amylalcohol. De alcohol scheidde zich zeer schoon licht rood gekleurd af. s°. 10 C. C. gepraecipiteerd met acet. plumbic. bas.; gefiltreerd en geschud met 5 C. C. amylalcohol. Na afscheiding en filtratie dooreen droog filtrum, bleek, bij vergelijking dat de amylalcohol, hoewel zeer licht, toch nog duidelijk rood gekleurd was. Bij verdamping van 4 en 5 op een waterbad met een wollen draad, was de reactie minder duidelijk. 6°. 10 C. C. met 1 C. C. ammonia en 5 C. C. petroleum-ether geschud gaf een negatief resultaat. Het bleek dan ook, dat Puchsine onoplosbaar is, zoowel in deze vloeistof als in benzol. Door beide oplosmiddelen beschouwd vertoonde zich de Puchsine, bij gereflecteerd licht, prachtig blauw gekleurd. Yan al de methoden is proef 1, die met Chloroform, het gemakkelijkst uitte voeren en het meest elegant. De gekleurde draad kan als corpus delicti dienen. Yoorts verdienen zeer aanbeveling de proeven met amylalcohol (2 C. C. op de 10 C. C. wijn ineen smal reageerbuisje), na behandeling met barytwater of acet. plumbicus basic. Bij opvolging der methode met ether is voorafgaande verwijdering van den alcohol overbodig. In al deze gevallen kon nog 1/m milligr. Puchsine in 10 C. C. wijn bevat, worden geconstateerd. De proeven met kool, stearinezuur enz. zijn, als minder gevoelig, opzettelijk achterwege gebleven. Leiden, Oct. 1879. Het medegedeelde feit in het Pharm. Weekhl. van 28 Sept. j. I. aangaande het verschil in prijs van Solutio Camphorae spir. gaf mij aanleiding tot het vermoeden bf van eene vergissing bij de berekening (en dan ten nadeele van den verkooper) bf van bedrog door het bezigen van gemethyleerden spiritus voor dit praeparaat. Door het bezigen van dezen niet belasten spiritus toch kan de prijs ongeveer ƒ 1 per liter minder zijn. Ik vestig hierop de aandacht, vooral van visiteerende Commissiën, dewijl mij onlangs tijdens het adsisteeren bij de opruiming eener Apotheek eene flesch Sapo arom. liquid. met genoemden spiritus bereid, in handen kwam. Het schijnt dat meermalen uitwendige geneesmiddelen met methyl-spiritus worden bereid, althans werd mij korten tijd geleden verzekerd dat in eene armen-iurichting van genoemden spiritus voor dat doel yebruik, of liever misbruik, werd gemaakt. M. 5 Oct. 1879. S. De heer G. B. Schmidt te Leeuwarden deelt ons mede, dat hij naar aanleiding der waarschuwing van prof. van der Burg omtrent glaswol de proef genomen
en daarvan door overgieting met eene geringe hoeveelheid warm azijnzuur eene zeer sterke loodreactie verkregen heeft. Collega O. G. verzoekt taxatie van het volgende recept: s■■ emplastri diapalmae Pharm. Belg. 100,0 vaselini 200,0. Misce fiat unguentum. Hij bericht ons daarbij, dat hij het Empl. diapalmae volgens de Pharm. Belg. opzettelijk heeft moeten maken en dat hem naar zijne meening voor de groote moeite eene verhooging boven de gewone berekening toekomt. "Wij zijn het met hem eens en stellen voor: 100 gram empl. plumbi Ph, Belg. . ƒ 0,80 200 // vaselin // 0,80 gereedmaken (Iste categ.) . . , . // 0,10 TTtoT Nadat wij in No. 49 van den vorigen Jaargang uit het Weekblad Tijdschrift Geneeskunde het artikel van Prof. C. A. J. A. Oudemans naar aanleiding van een opstel in het Natuurkundig Tijdschrift van Ned. Indië van Bernelot Moens over (juilietlllll en in No. 8 van dezen Jaargang uit het Januarinommer van Haaxman's Tijdschrift het wederwoord van dr. de Vr ij overgenomen hebben, eischen billijkheid en volledigheid, dat wij ook de repliek daarop van Bernelot Moens uit het Octobernommer van laatstgenoemd Tijdschrift opnemen, alhoewel wij geheel deelen inden ernstigen wensch van den Heer Haaxman, dat deze kwestie, die wederzijds een persoonlijk karakter begint te dragen, niet verder worde voortgezet, maarde mededeelingen der beide geachte schrijvers zich op zuiver wetenschappelijk gebied mogen bewegen. nog iets over quinetum, door •ƒ. C. Bernelot Moens. Naar aanleiding der 34e Kinologische studie van dr. de Vr ij, wensch ik eenige opmerkingen te maken. Hetgeen ik over quinetum heb meêgedeeld in het Gen. Tijdschr. v. Ned. Indiè, is niet in het Nieuw Tjdschr. der Pharmacie overgenomen, doch daar ik nu verneem, dat het Tijdschr. Geneeskunde n°. 12 en het Pharm. Weekblad n°. 49, dat artikel gereproduceerd hebben, zullen belangstellende lezers wel inde gelegenheid zijn, desverkiezende, die periodieken te raadplegen. De grondslagen voor mijn betoog, dat ik het niet wenschelijk achtte om met quinetum onzen artsenijschat te vermeerderen, waren: I°. dat quinetum een zeer onstandvastig mengsel is, en daardoor de eigenschap van volkomen vertrouwbaarheid mist, die men van ieder geneesmiddel moet eischen *); 2°. dat de behoefte aan zulk een surrogaat voor kinine niet zoo groot is, zoolang er andere zouten van kina-alcaloïden zijn, en ik noemde vooral de zwavelzure cinchonidine, die geheel zuiver, in fraai gekristalliseerden vorm inden handel komen en niet of niet veel duurder zijn dan quinetum, omdat ze worden bereid uit den afval der kinine-fabrieken, en 3°. dat de citroenzure chinoïdine zelfs oneindig beter koop is dan quinetum en dus, indien men een goedkoop volksgeneesmiddel zoekt en genoegen nam met onzekere samenstelling, ook de aandacht verdiende boven quinetum. De Vrij gaat nu het eerste punt stilzwijgend voorbij, hoewel ik 11 analyses aanhaalde, die niet uitgezocht, maar door het toeval aangewezen waren, en die aantoonden, dat het quinetum van verschillende herkomst, een ware staalkaart is van allerlei vermengingen van vier der kina-alcaloïden. Over zwavelzure cinchonidine geen woord en ook niet over het feit dat bij alle bereidingen in het groot, volgens de door de Vrij aangeprezen methode, 35 a 50 pet., in Britsch-Indië altijd 50 pet. van het quinetum verloren gingen. Daarentegen *) Ik beveel dr. de Vrij de lezing aan van Mulder’! „Over amorphe chinine” (Scheik. Onderz. Dl. 3 pag. 560) dat wel in 1840 geschreven, maar nog altijd even waar is.