deze verhouding gelukt de proef altoos, maar neemt men minder aether, dan wordt de aetherische chinine-oplossing dikwijls geleiachtig, hetwelk volgens van der Burg en het leerboek van Q- m e1 i n toe te schrijven is aan de hoeveelheid aether, die dan te gering is om de chinine opgelost te Als de aether alcoholhoudend is, dan blijft de chinine ook opgelost. In plaats van aether kan men volgens Ei eg e 1 ook chloroform gebruiken. Ook de zwavelzure chinidine wordt door deze proef van Liebig aangetoond, maar daar de chinidine eenigszina'oplosbaar is in aether, zoo zal men op deze wijze tot geen resultaat komen , als het zout niet meer dan 10°/0 chinidine bevat. Om de chinidine dan echter toch aan te toonen, lost men inde te gebruiken aether eerst zooveel chinidine op als mogelijk ia , en nu wordt het minste spoor chinidine door kristalletjes tusschen de beiden vloeistoffen aangetoond. Men moet in dit geval echter dadelijk waarnemen, daar anders de gebruikte chinidinhoudende aether begint uitte kristalliseeren. Wil men bij deze proeven zekerheid hebben, of de afgescheiden stof cinchonine of chinidine is, dan voegt men er slechts meer aether bij, waardoor de chinidine zal oplossen en de cinchonine niet. Ook is volgens Eie ge 1 chinidine oplosbaar in chloroform en cinchonine niet. Tot juiste beoordeeling van deze Liebigsche proef is de uitslag van van der Burg’s proeven in zijne „Scheikundige mededeelingen betreffende de kina-alkaloïden” over de oplosbaarheid van de verschillende kinabases in aether van 0,72 s. g. bij 18° C. zeer belangrijk. Hij verkreeg namelijk de volgende uitkomsten : 1 deel bij 100° C gedr. chinine eischtbij 22° C ongev. 23 deel, 1 „ „ „ „ „ chinidine „ „ 19° C „ 80,90 „ 1 „ „ „ ~ „ cinchonine „ „17 o C „ 2118 ~ Werden de alkaloiden versch geprecipiteerd en dan zonder te droogen onmiddellijk met aether geschud, dan was de uitkomst als volgt: 1 deel chinine eischt bij 18° O ongeveer 12,5 deelen.

372