schrijven aan ozon, maar aan phosphordamp, waarschijnlijk in toestand van oxydatie.
7. Door de snelle verbranding van den phosphorus in de vrije lucht bij hooge temperatuur ontstaat niet alleen phosphorzuur, dat wil zeggen, er laten zich in opsteigenden rook steeds nog sporen van phosphorigzuur aantoouen- en men mag toch wel, vooral daar P03 zeer gemakkelijk verbrandbaar is , aannemen, dat het eerste product der snelle verbranding is P03 en daarentegen P05 het laatste. Volgens den schrijver heeft hetzelfde plaats met de langzame verbranding; inde kolf waarin zich de phosphorus en het water bevindt, is alsdan acidum phosphorosum in opgelosten staat vervat; de ontvanger bevat slechts phosphorzuur of ook zoo weinig phosphorigzuur, dat dit kan afgeleid worden uit den tot daar overgekomen en eerst hier geoxydeerden phosphorus. Daar het lichten zelfs dan plaats heeft, wanneer (zoo als in waterstof) nog vrije phosphorus overgaat en een lichten slechts inde nabijheid der stukken phosphorus gezien wordt en alwaar alzoo vee! phosphordamp is, zoo mag men wel aannemen, dat het lichten toe te schrijven is aan de vorming van het lagere ox/d en niet aan die van bet phosphorzuur. De schrijver acht zich gerechtigd uit zijne proeven nog iets te trekken , wat op de polarisatie-theorie betrekking heeft. De proef toont aan dat de ozonisatie water vordert; phosphorus en water werken echter bij de gewone temperatuur niet op elkander; met de stelling dat phosphorus bij aanwezigheid van water zuurstof ozoniseert, spreekt men slechts een factum uit, dat het begrip van disponering of contact nog niet in zich sluit. Het phosphorzuur ozoniseert de lucht niet. Het is daarom mogelijk , dat de phosphorus in het geheel niet ozoniseert, maar dat dit proces het gevolg is eener reactie van phosphoroxyd en van water, eene meening, die ook daardoor gestaafd wordt, dewijl ozon slechts bij een zekere overmaat van phosphordamp ontstaat. (Journal für pr. Chemie, 1866, no. 15 en 16.)
384