C2 H, Cls en 2 Cl geven C3 Cl4 en H Cl. De flesch waarin het product der destillatie wordt opgevangen moet worden afgekoeld en het gedurende de bewerking overgekomen destillaat dikwijls door de trechterbuis weder inde kolf worden terug gegoten. Men moet de toestel op zulk eene plaats stellen waar zij gedurende 6—B uren dat de bewerking duurt aan de zonnestralen is blootgesteld, waardoor de inwerking van het chloriumgas op dein de met de chloroformdamp gevulde kolf zeer bevorderd en de bewerking daardoor bespoedigd wordt. Zoodra hetgeen uit de open flesch ontwijkt inde lucht nog slechts weinig zichtbaar dampt, is de bewerking als geëindigd te beschouwen. Men giet nu het destillaat nogmaals inde kolf terug, voert nog een vierde uur chloriumgas er door en laat de toestel bekoelen. Dein koolstofsuperchlorid veranderde chloroform bevat eene geringe hoeveelheid chloroform en tevens zoutzuur en vrij ehlorium. Om het daarvan te zuiveren giet men het product in eene flesch waarin eenig kwik is en schudt sterk. Wanneer door deze behandeling al het kwik in calomel veranderd mocht zijn, zoo moet men op nieuw kwik toevoegen en schudden. Daarna voegt men er eene zeer kleine hoeveelheid gebrande magnesia bij en schudt om, ten einde het vrije zoutzuur te verwijderen. Dit is voldoende geschied, wanneer de glazen stop met het product bevochtigd, bij nadering met een staafje met ammonia liquida geen witte nevel doet waarnemen. Men giet vervolgens het van de magnesia afgegoten vocht in eene retort en destilleert op een waterbad van 80—85° C. Men bekomt iets meer dan men chloroform gebezigd heeft. Yolgens de berekening moest 34 chloroform 31 koolstofsuperehlorid geleverd hebben. Yolgens Kolbe bereidt men deze verbinding gemakkelijker, wanneer men droog chloriumgas en zwavelkoolstofdamp dooreen rood gloeiende met porceleinscherven gevulde porceleinen buis laat strijken. Hierbij ontstaan zwavelchlorid en koolstofsuperchlorid. (Hat/nr’spharm. Centralhalle, 1866 no. 41.)

379