dal; de phosphorus ontvlamt, wanneer men slechts de voorzorg neemt de kolf recht te houden. In deze richting laat men de kolf bekoelen. In ’t begin wordt de phosphorus met witte dampen omringd en licht in het donker, vervolgens wordt het inwendige der kolf helder en de phosphoreacentie verdwijnt. Na verloop van 24 uren is al het osygenium geabsorbeerd en men kan alsdan de phosphorus in smelting brengen. Hiertoe wordt het kolfje ineen waterbad geplaatst en door middel eener kleine lamp verhit. De kolf moet bij deze verhitting steeds in dezelfde richting geplaatst blijven en het is alzoo doelmatig aar in eene kurk, m het midden waarvan een gat gemaakt is , te bevestigen met den hals naar boven, en ten einde de werking van het licht te vermijden wordt alles met een kartonnen kegel bedekt. Na verloop van eenige uren begint men in het bovenste gedeelte der kolf en inden hals kleine blinkende punten te bespeuren, welke langzamerhand vermeerderen en na verloop van 2 of 3 dagen in prachtige kristalvormige vertakkingen zijn veranderd die de geheele oppervlakte bedekken en schitteren met den weerschijn van alle kleuren, en een glans welke te vergelijken is met dien der diamant. Deze kristallen behooren waarschijnlijk tot het cubisoh systeem, hoewel er ook octaëders onder gevonden werden. Ook zag de schrijver er soms naalden onder, even als varenloof. Wanneer de phosphorus voldoende voor den invloed van het licht is bewaard geworden, is deze gekristalliseerde phosphorus zeer schoon wit, maar nauwelijks wordt hij niet alleen door de zonnestralen , maar zelfs door diffuus licht aangedaan, of hij gaat binnen eenige minuten over in granaatrood. In dezen nieuwen staat behoudt hij echter de kristalvorm , doorschijnendheid en helderheid en gelijkt op kleine robijnen. De kristalvorm is dan zoo weinig veranderd, dat, indien men den toestel weder op het waterbad plaatst, er zich nieuwe Volkomen witte kristallen aan de roode hechten.

367