snijden. Men kan ze daaruit bekomen door het lood op te lossen door de langdurige werking met koud salpeterzuur van 1,1 sp. gew. Deze kristallen zijn rhomboëders en bij gevolg isomorph met de kristallen van arsenicum, stibium en bismuth. Er bestaat dus, behalve de reeds bekende modificaties van den phosphorus ook eene gekristalliseerde modificatie, die Hi 11 or f metaalachtige phosphorus noemt. De densiteit van dezen metaalachtigen phosphorus is 2,34, terwijl die van den amorphen phosphorus is 2,14 en van den gewonen 1,82. De metaalachtige phosphorus is veel minder vluchtig dan de amorphe phosphorus, hoewel deze laatste modificatie, zoo als men weet, veel minder vluchtig is dan de gewone phosphorus. De grootste spanning en de densiteit van den damp van den metaalachtigen phosphorus zijn, wat zeer bijzonder is, veel lager dan die der andere variëteiten, en de phosphorus is het eenigc der tot nog toe bekende enkelvoudige lichamen dat verschillende dampdensiteiten bij zijne verschillende allotropische toestanden bezit. Blond 1o t is (Journal de chimie médicale, oct, 1866) , langs een anderen weg tot hetzelfde resultaat van de kristalliseerbaarheid van den phosphorus gekomen als Hittorf. Zijne methode berust op de sublimatie van den phosphorus ineen atmospheer van azotum, en wel in kleine met de lamp toegesmolten kolfjes, waarin de phosphorus inden gesmolten staat gehouden , dampen ontwikkelt die inden kristallijnen staat condenseren. Zijne wijze is de volgende: De hals van het kolfje wordt op 2 a 3 centimeters van haar begin zoover uitgetrokken, dat er eene vernauwing ontstaan is, waardoor een cilinder phosphorus ter dikte eener schrijfpen door kan vallen. De cilinders worden in stukken gesneden, afgedroogd en circa 2 grammen daarvan in het kolfje gebracht. Vervolgens wordt de bol van het kolfje met een vochtige doek omwonden en het uitgetrokken gedeelte van den hals met de lamp snel verhit, uitgetrokken en toegesmoltten. Deze bewerking geschiedt zonder

366