gewoonlijk de oplossing blauwachtig violet gekleurd wordt. Wordt deze oplossing alsdan met gedestilleerd water verdund, gefiltreerd en met de gewone reagentia op metalen onderzocht , zoo worden deze gemakkelijk aangetoond. Bij al deze onderzoekingen moet men de inwerking van het salpeterzuur of van het koningswater vermijden. De metaalverbindingen waarmede de proeven genomen werden waren nitras argenticus, sulphas zincicus, sulphas cupricus, acetas plumbicus, tartarus emeticus, chloretum stannicum, acidum arsenicosum. Verdunde oplossingen dezer praeparaten werden bij melk, koffie enz. gevoegd, waardoor op het uiterhjk geen verandering waste bespeuren. Met azijnzuur vermengd en verwarmd worden zij gescheiden in het kaasachtig praecipitaat en inde daarboven staande heldere vloeistof. Alleen bij zilver werd de heldere vloeistof zeer spoedig rozerood, later bruinachtig rood; eveneens werd het aanvankelijk witte praecipitaat bij zilver meer en meer bruin, de praecipitaten der overige metalen bleven wit. Inde van het baasachtige praecipitaat afgefiltreerde en met gedestilleerd water verdunde vloeistof wordt dan gemakkelijk door de gewone reagentia de tegenwoordigheid der respectieve metalen gevonden, natuurlijk uitgenomen het zilver, dat als onoplosbaar wit chlorzilver terug blijft en gemakkelijk als zoodanig kan onderkend worden. In het algemeen vond de schrijver in alle gevallen, de verhouding van het acidum arsenicosum uitgenomen, zoowel in de boven het kaasachtig praecipitaat staande heldere vloeistof een metaalgehalte, als ook in het praecipitaat zelf. Wat het acidum arsenicosum betreft zoo vindt men zijn tegenwoordigheid door de gewone reagentia duidelijk inde van de kaasstof afgefiltreerde vloeistof, maar niet inde met gedestilleerd water goed uitgewaschte baas, en bijaldien het werkelijk inden aanvang in het praecipitaat was aanwezig geweest, zoo was het door het uitwasschen verwijderd geworden. (Polyt. Notizbl. 1866 en llayer’s pharmaceutische Centrcdhalle 1866, no. 9.)

360