nemingen voor de pathologische physiologie der Aziatische cholera niet van belang ontbloot. (Hager’s pharmaceutiscke Centralhalle, 1866, No. 30.)

Over den oorsprong der carbureta en der minerale brandstoffen; door Berthelot. De oorsprong der minerale brandstoffen geeft inde meeste gevallen geen aanleiding tot eenigeriei tegenwerping: het 2ijn dan die gevallen waar de brandstoffen blijkbaar afkomstig zijn van veranderde organische zelfstandigheden. Maar het is de vraag of zulks onder alle omstandigheden het geval is. Ontstaan deze carbureta, petrolea, bitumina, die uit het binnenste van don aardkost dikwijls in zulk eene groote hoeveelheid en aanhoudend ontwikkeld worden, dikwijls uit diepten, die de aardlagen ver overtreffen, altijd en noodwendig uit de ontbinding eener praeexisterende organische zelfstandigheid ? Is zulks het geval met de carbureta , welke zoo dikwijls zijn waargenomen in vulcanische gasvormige en andere uitwerpselen en waarop St. Claire Deville inde laatste jaren de aandacht gevestigd heeft ? Moet men eindelijk een dergelijken oorsprong toekennen aan de koolachtige stoffen en aan de koolwaterstoffen in sommige meteoren vervat, welke schijnen afkomstig te zijn „van feenen aan onze planeet vreemden oorsprong F Over deze vraagstukken schijnt de opinie van onderscheidene geachte geologen nog niet gevestigd te zijn, Berthelot acht het, zonder daardoor zich het recht te willen aanmatigeu deze quaestie uitte maken, welke de hulp van nog andere dan van scheikundige observaties schijnt te vorderen , belangrijk aan te toonen, op hoedanige wijze de natuurlijke koolwaterstoffen synthetisch zouden kunnen gevormd worden , namelijk door middel van zuiver minerale reactien en wol van de zoodanigen als de geologen laten werken tusschen de zelfstandigheden in het invveu-

301