neemt, na gedurende vier dagen met water in contact te zijn geweest, geen water op, noch zwelt op; het wordt niet veranderd, maar blijft wat het is, terwijl de gewone albumin, als het niet oplost, aanzienlijk opzwelt. Het lost in potassa en sodaoplossing slechts bij verhitting op, terwijl de gewone albumin daardoor snel en bij koude opgelost wordt. Bij verhitting met zoutzuur lost ze eerst na langen tijd op en de oplossing is dan bleek violet gekleurd, terwijl de gewone albumin onder dezelfde omstandigheden eene don* ker violette kleur bezit. Bij de gewone temperatuur ontleedt gewone albumin schielijk een mengsel van salpeterzuur en zwavelzuur onder ontwikkeling van roode dampen. Cholera-albumin geeft onder gelijke omstandigheden deze reactie niet. Gewone albumin geeft met gewoon zwavelzuur eene zwarte oplossing, ten gevolge eener werkelijke verkoling; cholera-aibumin wordt daarentegen slechts zeer langzaam gedeshydrateerd. Alzoo heeft de albumin van het serum van cholerazieken eene scheikundige verandering ondergaan, waardoor haar metamorphose bemoeielijkt en zij verhindert wordt deel te nemen aan de bestendige vernieuwing, welke eender voornaamste voorwaarden is bij alle organische processen van het levend lichaam. Dit bloedalbumin kan niet verbonden blijven met het water, waardoor het vloeibaar is ; het wordt langzamerhand vast en het water wordt door overmatige stoelgang weggevoerd. De verdikking van het bloed vertraagt eindelijk de bloedcirculatie, vervolgens de bloedvorming, de voeding en eindelijk iedere soort van physiologische werkzaamheid. Papillen vindt daarom inde modificatie van het bloedalbumin de verklaring van de ware verloop der cholera en beschouwt die als de oorzaak van al de verschijnselen, die de choleraziekte begeleidt. Hoewel er enkele tegenwerpingen tegen deze beschouwingen kunnen gemaakt worden, zoo zijn echter deze waar-
300