zwavelzuur van 1.835 sp. gew. in eene fiesch met glazen stop geschud en ter bezinking weggezet, het boven het zwart geworden zwavelzuur drijvend petroleum afgegoten en dan met een weinig gebrande magnesia (50 deelen met 1 deel magnesia) herhaalde malen sterk doorgeschud en daarna gefiltreerd. Het gewoonlijk geelachtig gekleurde Altraat wordt in eene getubuleerde retort uiteen zandbad gedestilleerd, tot dat dein den tubulus geplaatsten thermometer eene temperatuur van 150° C. aautoont. Na wegneming van den ontvanger en aanlegging van een’ anderen zet men de destillatie voort, tot dat twee derde gedeelte der olie zijn overgegaan. Dit destillaat laat men bekoelen en bewaart het, om daarmede de boven beschreven oleïn te vermengen. Men vermengt 2 of 3 deelen dezer oleïn met 1 deel van dit gezuiverd petroleum. Het mengsel wordt in kleine zwart gemaakte fleschjes gevuld, goed gekurkt en als fijnste horlogiemakersolie afgeleverd. Deze olie nu beantwoordt aan al de opgenoemde zeven eigenschappen. Nasm yt h heeft eene wijze aangegeven om horlogiemakersolie op hare bruikbaarheid te onderzoeken. Eene ijzeren plaat van 4 duim breed en 6 voet lang, wordt over de geheele oppervlakte inde lengte met 6 overlangsche groeven voorzien en zoo gelegd , dat het eene uiteinde 1 duim hooger ligt dan het andere. Heeft men nu meerdere soorten van smeeroliën te onderzoeken, zoo giet men te gelijker tijd van iedere olie eene zekere gelijke hoeveelheid (2 a 3 droppels) in iedere groef. Bij bet afloopen van de olie langs iedere groef kan men dan hare hoedanigheid onderkennen. Terwijl slechte olie reeds na verloop van 2 tot 8 dagen tot stilstand is gekomen, loopen de betere soorten verder voort. Ka verloop van 8 tot 10 dagen neemt men op nieuw waar. Die olie is de beste die gedurende de 2 eerste dagen het langzaamst en na verloop van 10 dagen het verst gelopen is. (Ha g e r’s pharmac. Centr. holle 1866, N. 29.)
280